ECLI:NL:RBNHO:2022:12544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
10076011 \ WM VERZ 22-990
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake parkeerboete en wettelijke beslistermijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 2 december 2022 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een parkeerboete, opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 22 november 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het parkeren op een verboden plek, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. Betrokkene voerde aan dat de officier van justitie de wettelijke beslistermijn niet in acht had genomen, maar de kantonrechter oordeelde dat de beslistermijn tijdig was verlengd en dat er geen gevolgen verbonden waren aan een eventuele overschrijding van deze termijn. De beslissing van de officier van justitie om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, werd vernietigd, maar de kantonrechter verklaarde het beroep tegen de boete ongegrond, omdat de boete terecht was opgelegd.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is, maar het beroep tegen de opgelegde boete ongegrond is verklaard. Betrokkene heeft geen voldoende feiten of omstandigheden aangevoerd die de juistheid van de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter heeft geen reden gezien om de boete te matigen en heeft de uitspraak openbaar gedaan, met de mogelijkheid voor betrokkene om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10076011 \ WM VERZ 22-990
CJIB-nummer : 241827698
Uitspraakdatum : 2 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Het verweer van betrokkene is ertegen gericht dat de officier van justitie de wettelijke beslistermijn van 16 weken en de verdagingstermijn van tien weken niet in acht heeft genomen. Naar de kantonrechter begrijpt doelt de betrokkene hiermee op de beslistermijn van artikel 7:24 Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het bepaalde in artikel 7:24 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient in beginsel binnen 16 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken, een beslissing daarop genomen te worden. De termijn van 16 weken start derhalve op 4 augustus 2021 en eindigde op 24 november 2021. Bij brief van 22 november 2021 heeft de officier van justitie tijdig de beslistermijn verlengt met 10 weken, zodat de uiterste beslistermijn voor de officier van justitie 3 februari 2022 was. De beslissing van de officier van justitie is derhalve tijdig genomen. Het verweer van betrokkene slaagt op dit punt dus niet.
Overigens betreft deze termijn geen termijn van openbare orde; de wet verbindt (dus) aan het overschrijden van deze termijn geen gevolgen.
Ter zitting stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat de officier van justitie het beroep van betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard nu betrokkene wel degelijk beroepsgronden heeft aangevoerd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De datum en het tijdstip, 25 mei 2021, 22:22 uur, vermeldt in het zaakoverzicht en op de foto’s van de gedraging komen overeen. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M .Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: