ECLI:NL:RBNHO:2022:12559

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10076161 \ WM VERZ 22-998
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor een weggedeelte dat bestemd is voor bepaalde categorie voertuigen. Betrokkene, vertegenwoordigd door N.R. Langeveld van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 22 november 2022 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het standpunt gehandhaafd dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, wat door de gemachtigde van betrokkene werd betwist. De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende duidelijkheid bood over de omstandigheden waaronder de boete was opgelegd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. Het beroep is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie is vernietigd en betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.164,75. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10076161 \ WM VERZ 22-998
CJIB-nummer : 244440191
Uitspraakdatum : 2 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : N.R. Langeveld, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene had moeten worden staande gehouden. De verklaring van de verbalisant is dermate summier dat daaruit niet blijkt wat de omstandigheden van het geval waren, waardoor niet goed beoordeeld kan worden of er een reële mogelijkheid tot staande houden bestond, aldus gemachtigde.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Daar aangekomen zag ik het voertuig met kenteken 1-KBT-85 door een geslotenverklaring rijden, aangeduid middels bord C1. Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden en de verbalisant heeft geen foto’s kunnen maken, omdat het voertuig rijdend was….”.
Betrokkene heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt zich ter zitting op het standpunt dat uit de toelichting in het zaakoverzicht onvoldoende blijkt waarom zich in dit geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Ook uit het later opgemaakte aanvullend proces-verbaal wordt niet voldoende ingegaan op de reden waarom geen staandehouding heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat de boete dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. Het beroep is gegrond en de beslissing van officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: