In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. naar aanleiding van de annulering van vlucht HV5106 van Valencia naar Eindhoven op 7 augustus 2020. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met de vervoerder hadden, zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht en hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp. AirHelp vordert compensatie van € 500,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.
De vervoerder, Transavia, betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsprobleem op de luchthaven van Eindhoven, waar geen traffic controller aanwezig was. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering noodzakelijk was en dat er geen andere opties waren dan de vlucht te annuleren. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de geannuleerde vlucht. Ook zijn de proceskosten aan de kant van AirHelp toegewezen, omdat de vervoerder ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 15 juni 2022.