ECLI:NL:RBNHO:2022:12589

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
9289599 \ CV EXPL 21-4173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. naar aanleiding van de annulering van vlucht HV5106 van Valencia naar Eindhoven op 7 augustus 2020. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met de vervoerder hadden, zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht en hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp. AirHelp vordert compensatie van € 500,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De vervoerder, Transavia, betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsprobleem op de luchthaven van Eindhoven, waar geen traffic controller aanwezig was. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering noodzakelijk was en dat er geen andere opties waren dan de vlucht te annuleren. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de geannuleerde vlucht. Ook zijn de proceskosten aan de kant van AirHelp toegewezen, omdat de vervoerder ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 15 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9289599 \ CV EXPL 21-4173
Uitspraakdatum: 15 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 11 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Valencia Airport (Spanje) naar Eindhoven Airport op 7 augustus 2020 met vlucht HV5106, hierna: de vlucht. De geplande aankomsttijd te Eindhoven was om 16:55 uur lokale tijd.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee zij op 7 augustus 2020 om 22:50 uur lokale tijd te Eindhoven zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd ten gevolge van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, te weten een capaciteitsprobleem op de luchthaven van Eindhoven.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de voorgaande vlucht (HV5105) gepland stond te vertrekken vanaf Eindhoven naar Valencia om 11:10 uur lokale tijd, maar dat deze vlucht is geannuleerd, omdat de luchthaven van Eindhoven zonder traffic controller zat en daardoor gesloten was tot in ieder geval 12:30 uur lokale tijd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder onder andere het “GSC Daily Report” overgelegd.
5.4.
AirHelp betwist dat het noodzakelijk was om de voorgaande vlucht te annuleren. Volgens AirHelp is dit een operationele keuze van de vervoerder geweest. Er was geen sprake van een besluit van de luchtverkeersleiding waardoor de voorgaande vlucht geannuleerd moest worden. De onderhavige vlucht HV5101 (de kantonrechter begrijpt: de voorgaande vlucht HV5105) was volgens AirHelp de enige vlucht die dag vertrekkend vanaf Eindhoven die geannuleerd werd. Volgens AirHelp had de vervoerder er ook voor kunnen kiezen om de voorgaande vlucht door te laten gaan.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd dat vluchten in de ochtend niet konden vertrekken vanaf Eindhoven. Uit het ‘GSC report’ (productie 3 bij de conclusie van antwoord) blijkt dat de luchthaven te Eindhoven in de ochtend gesloten was voor inkomende vluchten (closed for arrivals). Ook uit de e-mail van Eindhoven Airport (productie 5 bij de conclusie van antwoord) blijkt enkel dat er tot 12:30 uur lokale tijd geen vluchten konden landen. De vervoerder heeft ook niet betwist dat vlucht HV5105 de enige vanaf Eindhoven vertrekkende vlucht was die door de vervoerder is geannuleerd. De vervoerder heeft enerzijds aangevoerd dat alle vluchten die vertrokken van of aankwamen op Eindhoven besluiten (slotberichten) van de luchtverkeersleiding kregen opgelegd waarbij de luchtverkeersleiding aan specifieke vluchten een latere vertrektijd heeft opgelegd dan de originele vertrektijd. Ten aanzien van vlucht HV5105 heeft de vervoerder echter geen besluit(en) van de luchtverkeersleiding overgelegd waaruit blijkt dat die vlucht later mocht vertrekken. De vervoerder heeft anderzijds aangevoerd dat aan vlucht HV5105 ‘naar verwachting’ besluiten van de luchtverkeersleiding zouden worden opgelegd, net als aan vele andere vluchten die eerder stonden ingepland. Dit laatste betekent dat niet aan alle vluchten - en ook niet aan vlucht HV5105 - een latere vertrektijd is opgelegd. Weliswaar blijkt uit het door de vervoerder overgelegde ‘OCC Management Report’ dat vlucht HV5105 is geannuleerd ten gevolge van door de luchtverkeersleiding veroorzaakte vertraging, maar naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee onvoldoende komen vast te staan dat er geen andere optie was dan deze vlucht te annuleren. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.7.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke wordt het volgende overwogen. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd met ingang van “de datum van de vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 7 augustus 2020, zijnde de datum waarop de geannuleerde vlucht uitgevoerd had moeten worden.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een langere betalingstermijn te stellen zoals door de vervoerder is verzocht. Een betalingsregeling kan de kantonrechter niet opleggen. Daarover zullen partijen overeenstemming moeten bereiken. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter