ECLI:NL:RBNHO:2022:12640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
9862203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van brandstofkosten na tanken zonder betaling

In deze zaak vordert de besloten vennootschap DW Pompen B.V. betaling van brandstofkosten van € 24,76 vermeerderd met invorderingskosten van in totaal € 84,82 van gedaagde, die brandstof heeft getankt zonder te betalen. De kantonrechter heeft op 7 september 2022 uitspraak gedaan. DW Pompen stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door weg te rijden zonder te betalen, maar de kantonrechter oordeelt dat de onrechtmatige daad niet voldoende is onderbouwd. Gedaagde erkent de brandstofkosten verschuldigd te zijn, maar betwist de bijkomende kosten. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de brandstofkosten toe, evenals de kosten voor het opvragen van gegevens bij de RDW, maar wijst de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten af. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf het moment dat gedaagde in verzuim is, te weten 21 maart 2022. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal op € 272,22 worden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9862203
Uitspraakdatum: 7 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap DW Pompen B.V.
gevestigd te Badhoevedorp
eiser
verder te noemen: DW Pompen
gemachtigde: Van der Vleuten & Van Hooff
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft bij DW Pompen brandstof getankt zonder te betalen. DW Pompen vordert betaling van de brandstofkosten vermeerderd met invorderingskosten. Een onrechtmatige daad is niet komen vast te staan, maar de brandstofkosten zijn wel verschuldigd. De kantonrechter wijst de vordering van DW Pompen daarom grotendeels toe.

1.Het procesverloop

1.1.
DW Pompen heeft bij dagvaarding van 4 mei 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft in de e-mail van 17 mei 2022 aan de Kanton Administratie van de Rechtbank Haarlem schriftelijk en op de rolzitting van 18 mei 2022 mondeling geantwoord.
1.2.
DW Pompen heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] op de rolzitting van 24 augustus 2022 mondeling heeft gedupliceerd.

2.De feiten

2.1.
DW Pompen is exploitant van een tankstation met een shop.
2.2.
Met het voertuig met kenteken [kenteken], dat op naam van [gedaagde] in het kentekenregister stond geregistreerd, is op 21 maart 2022 bij DW Pompen brandstof getankt zonder dat het daarvoor verschuldigde bedrag van € 24,76 is betaald.
2.3.
In de brief van 26 april 2022 heeft DW Pompen [gedaagde] gesommeerd per omgaande een bedrag van € 84,81 inclusief rente en kosten, te betalen.
2.4.
[gedaagde] heeft de brandstof, rente en kosten niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
DW Pompen vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 84,82. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW) door na het tanken weg te rijden zonder te betalen. DW Pompen stelt dat zij genoodzaakt was kosten te maken voor de invordering van de brandstofkosten waardoor zij schade heeft geleden. Zij verwijst daarbij o.a. naar een brief van 19 april 2022 waarin zij [gedaagde] sommeert binnen vijf dagen te betalen: de brandstofkosten vermeerderd met wettelijke rente, € 40,00 aan incassokosten en € 20,00 leges van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor het opvragen van de naam van [gedaagde].
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij erkent dat hij de brandstofkosten verschuldigd is, maar voert – samengevat – aan dat hij wel degelijk de shop van het tankstation is binnengelopen om de brandstofkosten en een gehaktbal te betalen. Hij heeft via een pinbetaling betaald, waarbij door een fout van DW Pompen blijkbaar de brandstofkosten niet in rekening zijn gebracht.
3.3.
[gedaagde] voert verder aan dat hij de brief van 19 april 2022 niet heeft ontvangen. De brief van 26 april 2022 en de dagvaarding hebben hem door een verblijf elders pas op 5, althans 6 mei 2022 bereikt. [gedaagde] voert verweer tegen de bijkomende kosten. De kantonrechter begrijpt dat hij hiermee de rente, RDW-leges, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten bedoelt.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van DW Pompen tot betaling van de brandstofkosten met rente en de kosten van de RDW-leges moet worden toegewezen. De overige kosten die DW Pompen heeft gemaakt niet. Hierna wordt toegelicht waarom.
Onrechtmatige daad
4.2.
DW Pompen legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van een onrechtmatige daad, omdat [gedaagde] zonder te betalen is weggereden. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en (bij gemotiveerde betwisting) de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op DW Pompen rusten.
4.4.
DW Pompen heeft in deze procedure, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], de gestelde onrechtmatige daad onvoldoende onderbouwd. De onrechtmatigheid blijkt niet uit het summiere ‘Blacklist rapport’ en niet uit de serie foto’s. De foto’s geven namelijk alleen de momenten weer dat [gedaagde] aan het tanken was en niet het moment kort daarna dat hij zonder betaling zou zijn doorgereden. De kassabon ‘doorrijder’ biedt zonder enige toelichting ook onvoldoende onderbouwing.
4.5.
Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] direct na het tanken is weggereden en dan dus ook niet de gestelde onrechtmatige daad. De kantonrechter gaat ervan uit dat de brandstof is afgenomen in het kader van een koopovereenkomst van brandstof. Daarbij is [gedaagde] een consument.
Brandstofkosten
4.6.
[gedaagde] erkent dat hij de brandstofkosten van € 24,76 aan DW Pompen is verschuldigd. Dit bedrag moet hij dan ook betalen.
Leges RDW
4.7.
Met betrekking tot de kosten ter hoogte van € 20,00 voor het opvragen van de gegevens van [gedaagde] bij de RDW, overweegt de kantonrechter dat deze als redelijke kosten ter verkrijging van de persoons- en adresgegevens van [gedaagde] voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter zal deze deelvordering dan ook toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat geen aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 BW met een betalingstermijn van veertien dagen is verstuurd. Deze deelvordering zal dan ook worden afgewezen.
Rente
4.9.
Wettelijke rente is op grond van artikel 6:119 BW verschuldigd vanaf het moment dat de schuldenaar met het betalen van de geldsom in verzuim is. De kantonrechter is met DW Pompen van oordeel dat het in het maatschappelijk verkeer het uitgangspunt is dat getankte brandstof direct wordt afgerekend. Gelet op het voorgaande is [gedaagde] vanaf 21 maart 2022 in verzuim.
4.10.
De over de brandstofkosten gevorderde rente zal daarom met ingang van 21 maart 2022 worden toegewezen. De in het petitum gevorderde rente over o.a. de leges wordt afgewezen, omdat DW Pompen in de dagvaarding onder het kopje ‘De rente’ deze nevenvordering uitdrukkelijk heeft beperkt tot de hoofdsom.
Proceskosten
4.11.
Nu vaststaat dat [gedaagde] € 24,76 aan DW Pompen is verschuldigd en dit bedrag tot op heden niet is betaald, is DW Pompen terecht tot dagvaarding overgegaan en zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. Dat [gedaagde] de dagvaarding niet eerder dan 5 of 6 mei heeft gezien omdat hij elders verbleef komt voor zijn rekening. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van DW Pompen tot en met vandaag vast op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 37,00
Totaal € 272,22

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DW Pompen te betalen € 44,76, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 24,76 vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van DW Pompen tot en met vandaag vaststelt op € 272,22,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter