ECLI:NL:RBNHO:2022:1284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
323272 / KG ZA 21-652
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de woning na echtscheiding met betrekking tot hoofdelijke aansprakelijkheid hypotheek

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vordert de vrouw, na een echtscheiding, dat de man meewerkt aan de verkoop van de echtelijke woning. De man is na de echtscheiding in de woning blijven wonen, terwijl in het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat hij de vrouw zou ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De vrouw heeft de man in het verleden al meerdere keren verzocht om mee te werken aan de verkoop van de woning, maar zonder resultaat. De vrouw vordert nu dat de woning aan haar wordt toebedeeld of dat de man meewerkt aan de verkoop ervan. De rechtbank oordeelt dat de man niet kan worden verplicht de woning aan de vrouw toe te delen, omdat het convenant geen dergelijke bepaling bevat. Wel wordt de man veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldoet. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 16 februari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/323272 / KG ZA 21-652
Vonnis in kort geding van 16 februari 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. D.H. Bialkowski te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kortNa de echtscheiding tussen partijen is de man in de echtelijke woning blijven wonen. Partijen hebben een echtscheidingsconvenant gesloten, waarin is bepaald dat de man vijf jaar de tijd krijgt om ervoor te zorgen dat de vrouw uit haar hoofdelijk aansprakelijkheid tegenover de hypotheekbank wordt ontslagen. Dat is de man niet gelukt. De vijf jaar zijn inmiddels verstreken, en de vrouw vordert nu de woning aan haar toe te delen tegen de verwachte opbrengst bij een executieveiling. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. De vordering om de man te veroordelen mee te werken aan de verkoop van de woning wordt voorwaardelijk toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de schriftelijke reactie van de man
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Op 13 januari 2016 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 21 april 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben op 7 juli 2016 een echtscheidingsconvenant gesloten. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) zal worden toebedeeld aan de man. De man was destijds niet in staat ervoor te zorgen dat de vrouw zou worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Partijen hebben daarom afgesproken dat de man in de woning blijft, en dat de vrouw gedurende vijf jaar geen verdeling van de woning zal vorderen. In die vijf jaar diende de man te trachten de vrouw te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.3.
In het echtscheidingsconvenant is tevens bepaald dat de man partneralimentatie aan de vrouw zal voldoen. Ook bevat het echtscheidingsconvenant een overeenkomst van geldlening, op grond waarvan de man een bedrag van € 20.000,00 aan de vrouw ter beschikking moest stellen tegen een rente van 4% per jaar.
2.4.
Na de aankondiging van de Rabo Bank van een executieveiling heeft de vrouw in 2019 in kort geding gevorderd de man te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis mee te werken aan de verkoop van de woning via een makelaar, dan wel het vonnis in de plaats te stellen van de medewerking van de man. Deze vorderingen zijn bij vonnis van 22 juli 2019 afgewezen.
2.5.
De vrouw heeft de man op 13 mei 2021 en 17 november 2021 een voorstel gedaan de woning van de man over te nemen. De man heeft hier niet op gereageerd.
2.6.
De man heeft een achterstand in de betaling van partnerbijdrage laten ontstaan. Op 23 november 2021 bedroeg de achterstand € 34.386,85. Het LBIO heeft ten laste van de man executoriaal beslag gelegd op de woning. De Rabobank heeft de vrouw op 7 februari 2022 laten weten dat de Rabobank de woning gaat veilen als de vordering van het LBIO niet tijdig wordt betaald.
2.7.
De man heeft een incassobureau opdracht gegeven om in een gerechtelijke procedure terugbetaling van de geldlening van € 20.000,00 van de vrouw te vorderen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert primair samengevat - de man te veroordelen mee te werken aan levering van de woning aan de vrouw, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening, met uitkering van een overbedelingsvergoeding van € 546.875,00, te verrekenen met de hypotheek en de gelegde beslagen. Voor zover de man geen medewerking verleent vordert de vrouw te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man.
3.2.
Subsidiair vordert de vrouw - samengevat - de man te veroordelen mee te werken aan het verkoopproces van de woning, volgens een nauwgezet stappenplan, waarbij de man telkens een dwangsom verbeurt als hij aan een bepaald onderdeel niet meewerkt.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De man heeft aangevoerd dat hij in staat is nog dezelfde week het LBIO het bedrag te betalen dat overblijft na verrekening van de alimentatievordering met het saldo van de geldlening, zodat de vrouw volgens de man geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevorderde voorziening. Voorop staat echter dat deelgenoten in een gemeenschap in beginsel niet van elkaar kunnen verlangen dat de onverdeeldheid tegen hun zin voortduurt. Het spoedeisend belang van de vorderingen van de vrouw vloeien daarmee voort uit de aard van het geschil.
De primaire vordering: verkoop van de woning aan de vrouw
4.2.
Vast staat dat de man vanaf het sluiten van het echtscheidingsconvenant vijf jaar de tijd had om de financiering rond te krijgen om zich de woning te laten toescheiden. Partijen hebben het echtscheidingsconvenant ondertekend op 7 juli 2016, zodat een toedeling van de man woning aan de man een gepasseerd station lijkt. Maar het convenant bevat geen bepaling op grond waarvan de vrouw aanspraak kan maken op toedeling van de woning aan haar. Uit het feit dat in het convenant is bepaald dat de vrouw na vijf jaar de verdeling ex artikel 3:178 lid 5 BW van de woning mag vorderen, leidt de voorzieningenrechter af dat de insteek van partijen destijds was de woning aan een derde te verkopen indien de man er niet in zou slagen de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekbetaling te ontslaan. De primaire vordering zal daarom worden afgewezen.
De subsidiaire vordering: de verkoop via een makelaar
4.3.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij bereid is de woning in mei 2022 te verlaten. Daarbij gaf de man aan dat hij in overleg is met de Rabobank, en dat hij verwacht dat de vrouw uiterlijk de volgende week, dus uiterlijk 20 februari 2022, zal zijn ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de man nu 5½ jaar de tijd heeft gehad om de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Omdat de vrouw heeft aangegeven dat zij erin kan berusten dat de man tot 1 maart 2022 de tijd krijgt haar uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, zal de man worden veroordeeld om vanaf 1 maart 2022 mee te werken aan de verkoop van de woning. Omdat het verkooptraject enige tijd in beslag zal nemen, verwacht de voorzieningenrechter dat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de bereidheid van de man om de woning op zijn vroegst in mei 2022 vrijwillig te verlaten. De vorderingen om te bepalen dat de man de woning binnen 48 uur dient te verlaten als hij weigert de makelaar of de fotograaf tot de woning toe te laten, met machtiging van de vrouw om de man met behulp van de sterke arm de toegang tot de woning te ontzeggen, zullen als te ver strekkend worden afgewezen. Dat geldt eveneens voor de vordering dat de man op de dag van een bezichtiging zich voor de duur van acht uur niet in de nabije omgeving van de woning mag bevinden.
Dwangsommen / proceskosten
4.5.
De gevorderde dwangsommen zijn wel toewijsbaar, maar zullen worden beperkt als volgt. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis opdracht te geven aan makelaar [betrokkene 1], werkzaam bij Sopar Makelaars Makete [plaats] (hierna: de makelaar), tot verkoop van de woning aan de [adres] te ([betrokkene 2]) [plaats], waarbij de door de makelaar geadviseerde verkoopprijs bindend zal zijn,
5.2.
bepaalt dat indien de man niet binnen 48 uur na betekening van dit vonnis zijn medewerking verleent aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan de makelaar, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man daartoe te verrichten rechtshandeling, waarbij partijen zich wat betreft de vraag- en laatprijs dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar,
5.3.
veroordeelt de man om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de makelaar te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de makelaar de hele woning van binnen en van buiten kan opnemen,
5.4.
veroordeelt de man om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de fotograaf te ontvangen in de woning en toegang te geven tot alle vertrekken van de woning zodat de fotograaf de hele woning van binnen en van buiten kan fotograferen,
5.5.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan alle voor de verkoop bevorderende maatregelen die de makelaar en/of de fotograaf nuttig acht, binnen 48 uur nadat de man een dergelijk verzoek schriftelijk (per e-mail / whatsapp / sms) heeft ontvangen,
5.6.
veroordeelt de man om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle sleutels van de sloten die noodzakelijk zijn om via de voordeur de woning en alle vertrekken in de woning te betreden in het bezit te stellen van de makelaar,
5.7.
veroordeelt de man mee te werken aan de levering van de woning aan de koper(s) door in het bijzonder medewerking te verlenen aan het verlijden van een daartoe strekkende akte van levering,
5.8.
bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft en in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man ter zake de door de notaris op te stellen akte van levering van de woning aan de koper(s),
5.9.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.3. tot en met 5.6. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
bepaalt dat de vrouw aan dit vonnis geen recht kan ontlenen indien de Rabobank de vrouw vóór 1 maart 2022 heeft ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening,
5.12.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 830