ECLI:NL:RBNHO:2022:1305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/15/320955 / HA ZA 21-533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een hond na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2022, gaat het om de verdeling van een hond na de beëindiging van een affectieve relatie tussen twee partijen, de vrouw en de man. De partijen, die ongehuwd samenwoonden, hebben eind 2020 samen een hond aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie in juli 2021, ontstond er een geschil over de eigendom van de hond, genaamd [Y]. De vrouw vorderde in conventie dat de hond aan haar zou worden toebedeeld, terwijl de man in reconventie eiste dat hij eigenaar van de hond zou zijn.

De rechtbank overwoog dat de partijen op 31 juli 2021 een overeenkomst hadden gesloten over de verdeling van roerende zaken, maar dat de hond niet in deze overeenkomst was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de hond gezamenlijk eigendom was van beide partijen, aangezien zij deze samen hadden gekocht en betaald. De rechtbank verwierp het standpunt van de man dat de hond al aan hem was toebedeeld, omdat de hond niet op de lijst van roerende zaken stond.

De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de hond was om geen co-baasjesschap te creëren, gezien de negatieve impact op het ras van de hond. Na afweging van de belangen van beide partijen, waarbij werd gekeken naar hun financiële situatie en zorgcapaciteiten, besloot de rechtbank de hond aan de man toe te delen. De vrouw werd daarnaast veroordeeld tot betaling van € 400,- aan de man wegens overbedeling. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

proces-verbaal mondelinge uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/320955 / HA ZA 21-533
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 februari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Z.C.E. Houben te Velsen-Zuid,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.M. Neervoort te Den Helder.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 17 november 2021.
Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, rechter, en mr. C.J. Hankel-Luder, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar vertrouwenspersoon;
  • mr. Houben voornoemd;
  • de man, bijgestaan door zijn moeder;
  • mr. Neervoort voornoemd.
Partijen en hun advocaten hebben de standpunten nader toegelicht, beide advocaten aan de hand van een pleitnota.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De feiten en de vorderingen over en weer

in conventie en in reconventie

1.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij waren ongehuwd en tussen hen bestond geen samenlevingsovereenkomst of geregistreerd partnerschap.
1.2.
Partijen hebben eind 2020 samen een hond gekocht met de naam [Y] (hierna: [Y]).
1.3.
Partijen hebben tot 25 juli 2021 samengewoond in de woning van de man. De vrouw heeft de woning op die datum verlaten en woont sindsdien bij haar ouders. De relatie van partijen is beëindigd.
1.4.
Partijen hebben op 31 juli 2021 met elkaar gesproken. Zij hebben toen een ‘Overeenkomst van verdeling roerende goederen na beëindiging relatie’ ondertekend.
1.5.
De vrouw vordert in conventie kort gezegd dat de rechtbank de wijze van de verdeling van de eenvoudige gemeenschap zal vaststellen, waarbij [Y] aan haar wordt toebedeeld en zij uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 400,- aan de man moet betalen. Daarnaast vordert de vrouw afgifte aan haar van [Y] en van een salontafel, een dressoir en handdoeken van de Hema.
1.6.
In reconventie vordert de man primair dat de rechtbank zal bepalen dat hij eigenaar is van [Y]. Subsidiair vordert hij dat [Y] aan hem zal worden toebedeeld.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
De rechtbank overweegt dat partijen met de door hen gesloten overeenkomst van 31 juli 2021 afspraken hebben gemaakt over alle te verdelen roerende zaken. Dat blijkt allereerst uit de tekst van de overeenkomst van 31 juli 2021:
“Inhoudelijk kan geen van de partijen in een later tijds vak nog aanspraak maken op de resterende roerende zaken die niet meegenomen zijn in bovengenoemde lijst”.Uit wat partijen hierover in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, blijkt dat partijen samen hebben gekeken naar de spullen in de woning en dat zij tot de verdeling zijn gekomen die in de overeenkomst staat. De bedoeling van partijen hierbij was dat zij de roerende zaken op die wijze zouden verdelen. De rechtbank is van oordeel dat de roerende zaken van partijen hiermee zijn verdeeld en dat er geen resterende te verdelen roerende zaken zijn. Dit betekent dat de vordering in conventie wat dat betreft zal worden afgewezen.
2.2.
Ten aanzien van [Y] volgt de rechtbank het standpunt van de vrouw dat uit alle omstandigheden blijkt dat [Y] gezamenlijk eigendom van partijen is. Partijen hebben [Y] samen gekocht en betaald. Daarmee is een beperkte gemeenschap ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat latere ontwikkelingen (tenaamstelling paspoort, vaccinatieboekje) hierin geen verandering hebben gebracht. Omdat [Y] tot het gemeenschappelijk eigendom van partijen behoort, kunnen partijen verdeling van [Y] vorderen.
2.3.
De man stelt dat [Y] al aan hem is toebedeeld, omdat de hond niet op de lijst van roerende zaken wordt vermeld. De rechtbank verwerpt dat standpunt. Tijdens de bespreking van partijen over de roerende zaken op 31 juli 2021 is [Y] apart van de lijst van roerende zaken in de op die datum ondertekende overeenkomst aan de orde geweest. Bovendien is een hond volgens de wet geen roerende zaak. De rechtbank is daarom van oordeel dat [Y] geen onderdeel uitmaakte van de roerende zaken die met die overeenkomst zijn verdeeld. Dit betekent dat [Y] nog steeds tot het gezamenlijk eigendom van partijen behoort, zodat [Y] nog verdeeld moet worden.
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat het voor het ras waartoe [Y] behoort niet gunstig is om te wisselen van omgeving en verzorgers (co-baasjesschap). Het is daarom niet in het belang van [Y] om een omgangsregeling te treffen. De rechtbank zal daarom de knoop doorhakken aan wie [Y] wordt toebedeeld.
2.5.
De rechtbank weegt de belangen van partijen voor wat betreft de toedeling van [Y] als volgt.
Het is voldoende aannemelijk dat vrouw meer inkomsten overhoudt dan de man, maar beide partijen houden voldoende financiële middelen over om goed voor [Y] te kunnen zorgen. De rechtbank is er verder niet van overtuigd geraakt dat één van partijen een meer bijzondere band heeft met [Y] dan de andere.
Ditzelfde geldt voor de ruimte waarin [Y] zal verblijven. Bij de man is [Y] alleen als de man naar zijn werk is, bij de vrouw zal hij de woning met de twee honden van haar ouders moeten delen. Ook dit geeft dan ook niet de doorslag voor toedeling aan één van partijen. Beide partijen hebben [Y] goed verzorgd toen zij nog samenwoonden. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de man op dit moment onvoldoende tijd heeft om [Y] uit te laten. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat het goed gaat met [Y].
Doorslaggevend is daarom de huidige situatie zoveel mogelijk te handhaven. Deze bestaat al enige tijd, sinds het uiteengaan van partijen. [Y] heeft bovendien zijn hele leven verbleven in de woning van de man. De man gaat nog steeds met [Y] naar de hondentraining.
2.6.
Dit betekent dat de rechtbank de subsidiaire vordering in reconventie van de man zal toewijzen. De man dient aan de vrouw een vergoeding van € 400,- wegens overbedeling te betalen.
2.7.
Omdat partijen voormalige partners van elkaar zijn en dit geschil daarmee verband houdt, zullen de proceskosten tussen partijen zo worden gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

in conventie

3.1.
wijst de vorderingen af.
in reconventie
3.2.
bepaalt dat [Y] aan de man wordt toebedeeld.
in conventie en in reconventie
3.3.
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Dit mondelinge vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen rechter