ECLI:NL:RBNHO:2022:1353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB-22_38
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing rijbewijs en onderzoek naar drugsgebruik van verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn rijbewijs geschorst zag na een onderzoek naar zijn drugsgebruik. Verzoeker, die afkomstig is uit Syrië, was op 6 augustus 2021 staandegehouden door de politie tijdens een verkeerscontrole, waarbij de geur van cannabis werd waargenomen. Na een speekseltest, die positief bleek voor cannabis en cocaïne, werd er bloed afgenomen, waaruit een THC-gehalte van 12 microgram/liter bloed bleek, terwijl de grenswaarde 3 microgram/liter is. Verweerder, de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, heeft verzoeker opgedragen deel te nemen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en zijn rijbewijs geschorst.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn rijbewijs terug zou krijgen voor zijn werk als storingsmonteur. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 1 februari 2022, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verweerder op grond van de geldende wet- en regelgeving niet anders kon dan verzoeker een onderzoek naar zijn drugsgebruik op te leggen en zijn rijbewijs te schorsen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de wettelijke bepalingen dwingend zijn geformuleerd en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. Verzoeker kon niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij niet op de hoogte was van de regels en grenswaarden in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de schorsing van het rijbewijs in stand blijft totdat de uitslag van het onderzoek bekend is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, in aanwezigheid van griffier mr. H.R.A. Horring, en is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/38

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. van Westen),
en
de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: I. Metaal).

Procesverloop

1.1
In het besluit van 12 november 2021 heeft verweerder verzoeker opgedragen deel te nemen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en is de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker geschorst, omdat verzoeker een auto heeft bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol.
1.2
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

2.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.2
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.

Overwegingen

3.1
Verzoeker wil met zijn verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat hij lopende de bezwaarprocedure zijn rijbewijs terugkrijgt en weer mag autorijden. Verzoeker heeft zijn rijbewijs namelijk nodig voor zijn werk als storingsmonteur.
3.2
De politie Eenheid Noord-Holland heeft verzoeker op 6 augustus 2021 staandegehouden in verband met een verkeerscontrole. Tijdens de controle is de geur van cannabis geroken. Verzoeker is toen gevorderd mee te werken aan een speekseltest. De speekseltest gaf een indicatie voor cannabis en cocaïne. Er is vervolgens voor nader onderzoek bloed afgenomen bij verzoeker. Het laboratorium waar verzoekers bloed is onderzocht, heeft een THC-gehalte (cannabis) van 12 microgram/liter bloed vastgesteld, terwijl de grenswaarde 3 microgram/liter bloed is. De politie heeft verweerder hiervan op de hoogte gesteld, waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
3.3
Verzoeker heeft toegegeven dat hij de avond voor de staandehouding een joint heeft gerookt. Hij stelt echter dat hij niet wist dat hij de dag erna niet mocht rijden. Verzoeker is namelijk afkomstig uit Syrië en was hiervan niet op de hoogte. Bovendien heeft hij gesteld dat hij niet (meer) onder invloed was van de joint op het moment dat hij de dag erna de auto bestuurde. Hier heeft verweerder geen onderzoek naar gedaan. Het bestreden besluit kan dan ook geen stand houden volgens verzoeker.
3.4
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder op grond van de geldende wet- en regelgeving niet anders kon dan aan verzoeker een onderzoek naar het drugsgebruik op te leggen en de geldigheid van zijn rijbewijs schorsen.
Immers, ten aanzien van verzoeker is een proces-verbaal opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet en de politie heeft in het proces-verbaal aanvullende gegevens opgenomen betreffende andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen. De politie heeft namelijk opgenomen dat er een cannabisgeur is waargenomen en dat de speekseltest positief was. Op grond van artikel 23, eerste lid, onder f van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 besluit het CBR in dat geval dat de betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid.
Artikel 5 en 6 van de Regeling bepalen vervolgens dat het rijbewijs wordt geschorst als betrokkene een motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol.
3.5
Deze wettelijke bepalingen zijn zo dwingend geformuleerd dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. Dat verzoeker niet wist van de regels en grenswaarden in Nederland kan dan ook geen rol spelen. Bovendien is niet relevant of verzoeker zich (nog) onder invloed heeft gevoeld van de joint van de avond daarvoor. Omdat de grenswaarde van THC is overschreden was verweerder verplicht om een onderzoek op te leggen en het rijbewijs voorlopig te schorsen.
3.6
Hoewel een rechter in zeer uitzonderlijke gevallen kan oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken is van een zodanig uitzonderlijk geval naar voorlopig oordeel niet gebleken. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij vanuit Syrië naar Nederland is gevlucht en dat hij hier met veel inspanning en moeite de taal heeft geleerd, een opleiding heeft gedaan en een baan heeft gevonden. Voor de uitoefening van die baan heeft hij zijn rijbewijs nodig. Zonder inkomsten uit arbeid kan hij zijn huur niet betalen. Uit deze omstandigheden blijkt wel dat het besluit hem treft, maar niet zodanig onevenredig dat verweerder het besluit niet mocht nemen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gebleken is dat verzoeker pas na het besluit van verweerder in dienst is getreden bij de werkgever. Hoewel verzoeker stelt dat hij nog geen kennis had genomen van het besluit voordat hij in dienst trad, is het (tijdelijk) ontbreken van het rijbewijs kennelijk geen reden voor de werkgever om het dienstverband te beëindigen. Dit blijkt ook uit het feit dat de werkgever al het mogelijke doet om verzoeker aan het werk te laten gaan. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij – als het enigszins kan – door een collega wordt opgehaald om aan het werk te gaan. Hoewel dit niet alle dagen lukt en verzoeker dus inkomen mist, heeft verzoeker ter zitting verklaard dat het hem tot nu is gelukt om de kosten van het onderzoek te betalen en om de huur te betalen. Hoewel het dus ontzettend lastig is voor verzoeker om zijn werk te blijven doen zonder zijn rijbewijs is het wel gelukt en bovendien staat het onderzoek binnen afzienbare termijn gepland. Namelijk op 22 februari 2022. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de Regeling buiten toepassing te laten.

Conclusie en gevolgen

4. Dit betekent dat de geldigheid van het rijbewijs geschorst blijft totdat de uitslag van het onderzoek er is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.