ECLI:NL:RBNHO:2022:1393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
8670824 \ CV EXPL 20-6234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van reisovereenkomst door annulering vlucht vanwege coronamaatregelen

In deze zaak vorderde [gedaagde] schadevergoeding van Turkish Airlines wegens de annulering van een vlucht die gepland stond op 26 april 2020. De annulering was het gevolg van de coronapandemie en de daaropvolgende overheidsmaatregelen die het luchtverkeer in Sri Lanka stillegden. [gedaagde] had een vervoersovereenkomst gesloten met Turkish Airlines voor een retourvlucht van Colombo naar Amsterdam-Schiphol, maar deze vlucht werd niet uitgevoerd. [gedaagde] stelde dat Turkish Airlines toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vorderde onder andere een ongedaanmakingsvergoeding van € 1.520,- en een bedrag van € 1.800,- voor gevolgschade. Turkish Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van overmacht, waardoor geen sprake was van wanprestatie.

De kantonrechter oordeelde dat Turkish Airlines de terugvlucht niet had uitgevoerd, maar dat dit niet aan hen kon worden toegerekend vanwege de overmachtssituatie die was ontstaan door de coronamaatregelen. De rechter wees de vordering tot ontbinding van de overeenkomst en de ongedaanmakingsvergoeding af, maar kende wel een bedrag van € 760,- toe aan [gedaagde] voor de ticketprijs van de terugvlucht. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde], omdat Turkish Airlines een deel van de vordering had erkend maar niet had betaald. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8670824 \ CV EXPL 20-6234
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[eiseres sub 2] ,wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. P.P. Klokkers
tegen
de rechtspersoon met buitenlandse rechtsvorm:
Limited Company (Turkije) Turk Havayollari A.O.handelend onder de naam
Turkish Airlines
statutair gevestigd te Ankara (Turkije) als filiaal gevestigd te Schiphol en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Turkish Airlines
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
[gedaagde] heeft bij dagvaarding van 21 juli 2020 een vordering tegen Turkish Airlines ingesteld. Turkish Airlines heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[gedaagde] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Turkish Airlines een schriftelijke reactie heeft gegeven. [gedaagde] heeft hierna nog een akte uitlating producties genomen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft begin augustus 2019 een vervoersovereenkomst gesloten waarbij hij door Turkish Airlines op 28 oktober 2019 zou worden vervoerd van Amsterdam-Schiphol Amsterdam (via Istanbul) naar Colombo (Sri Lanka) en op 26 april 2020 van Colombo (via Istanbul) naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
Op 4 april 2020 heeft de nationale luchtvaartautoriteit van Sri Lanka het volgende bericht op haar website geplaatst: “
(…) All online and offline carriers are informed that according to instructions received from Sri Lanka Health Authorities, all international Airports in Sri Lanka will continue to be closed for the operation of inbound international commercial passenger flights (i.e. arrivals) until further notice (…)
During the closure period the following will be permitted:
1.Aircraft Departures with passengers originating from Colombo. Stop overs. Transit passengers or visiting tourists.
2.Emergency Diversions to BIA.
3.Freighter Operations and humanitarian flights to BIA.
4.Technical landings at BIA.
5.Inbound ferry flights (without passengers) at BIA.
Uit het bericht volgt dat deze op 15 mei 2020 voor het laatst is ge-updated.
2.3.
De vlucht van 26 april 2020 is niet uitgevoerd.
2.4.
[gedaagde] is uiteindelijk met een repatriëringsvlucht teruggevlogen naar Nederland.
2.5.
Bij brief van 4 juni 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde] onder meer als volgt aan Turkish Arlines geschreven:

(…)Vast staat dat Turkish Airlines de geplande terugvlucht op 28 oktober 2020 niet heeft uitgevoerd. Daarmee is Turkish Airlines toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de reisovereenkomst. Door het toerekenbaar te kortschieten is Turkish Airlines jegens cliënten in verzuim geraakt. Op grond van dit verzuim roep ik namens cliënten de buitengerechtelijke ontbinding van de reisovereenkomst in(…)”
2.6.
Bij brief van 8 juni 2020 heeft Turkish Airlines als volgt, gereageerd:

(…) In uw e-mail vermeld u dat beide clienten de retourvlucht niet konden realiseren vanwege annuleringen, dit vanwege grensresticties omwille van de pandemie covid-19. Op grond van de Europese verordening 261/2004 paragraaf 12 hebben beide clienten geen recht op financiele compensatie, afgezien van de ticketkosten voor de niet gevlogen segmenten.
Zoals in onze eerder verzonden e-mail kunnen deze kosten uitsluitend via de reisagent waar de tickets zijn aangeschaft worden terug gevorderd. (…)

3.De vordering

3.1.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter een vonnis zal wijzen waarbij, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.A. voor recht zal worden verklaard dat de met Turkish Airlines op 1 augustus 2019 gesloten reisovereenkomsten zijn of zullen zijn ontbonden;
I.B. voor recht zal worden verklaard dat Turkish Airlines onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld.
II. Turkish Airlines wordt veroordeeld om aan [gedaagde] een ongedaanmakingsvergoeding te betalen van € 1.520,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ongedaanmakingsvergoeding;
III. Turkish Airlines wordt veroordeeld om aan [gedaagde] een bedrag van € 1.800,00 te betalen, dan wel compensatie van € 1.200,00 te betalen;
IV. Turkish Airlines te veroordelen tot betalen van € 302,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
V. Turkish Airlines te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen
3.2.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Turkish Airlines tekort is geschoten in de nakoming van de reisovereenkomst, doordat zij de vlucht van 26 april 2020 niet heeft uitgevoerd. Aangezien Turkish Airlines niet is nagekomen is zij in verzuim geraakt. [gedaagde] is dan ook bevoegd om de reisovereenkomst te ontbinden. Als gevolg van deze ontbinding dient Turkish Airlines de door [gedaagde] verrichte prestatie, te weten de betaalde ticketprijs ter hoogte van € 1.520,00 te vergoeden. Subsidiair verzoekt [gedaagde] om dit deel van de schade te schatten. Turkish Airlines heeft bovendien onrechtmatig tegenover [gedaagde] gehandeld door geen alternatieve vlucht aan te bieden en eveneens niet te informeren over mogelijkheden om terug naar Nederland te vliegen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 6:74 BW dan wel artikel 6:277 BW dient Turkish Airlines dan ook de door [gedaagde] geleden schade te vergoeden. [gedaagde] heeft zich met behulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moeten laten repatriëren De kosten voor deze vlucht beliepen € 1.800,00 (ieder € 900,00). Subsidiair vordert [gedaagde] compensatie vanwege de annulering van de vlucht op grond van artikel 5 in samenhang met artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening)
3.3.
Doordat [gedaagde] zich genoodzaakt zag om de vordering uit handen te geven heeft hij dientengevolge schade geleden, in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. Turkish Airlines dient deze schade dan ook te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
Turkish Airlines betwist de vordering (grotendeels). Zij voert aan – samengevat – dat vanwege de uitbraak van de corona pandemie het luchtverkeer in de maanden maart en april 2020 volledig is stilgelegd om verspreiding van het virus tegen te gaan. Om die reden kon de terugvlucht van [gedaagde] niet worden uitgevoerd. Het betreft een overmachtssituatie waardoor geen sprake kan zijn van wanprestatie, omdat de tekortkoming niet aan Turkish Airlines kan worden toegerekend. Dit betekent ook dat gelet op de toerekenbaarheidseis geen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad. Turkish Airlines erkent dat zij gehouden is tot betaling van de ticketprijs van de terugvlucht. Op grond van de Verordening bestaat echter geen recht op compensatie aangezien de corona pandemie als buitengewone omstandigheid wordt aangemerkt. Voorts ziet Turkish Airlines geen reden tot betaling van de gevolgschade.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van [gedaagde] opgenomen commentaar dat niet ziet op de door Turkish Airlines in haar laatste conclusie overgelegde producties. [gedaagde] is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Turkish Airlines de geplande terugvlucht van [gedaagde] niet heeft uitgevoerd. Volgens [gedaagde] levert dit in eerste instantie een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, in de zin van artikel 8:1390 BW, op grond waarvan Turkish Airlines in verzuim is geraakt en [gedaagde] bij brief van 4 juli 2020 de reisovereenkomst buitengerechtelijke heeft ontbonden.
5.3.
De vraag die beantwoord dient te worden is of het niet (kunnen) uitvoeren van de terugvlucht van Colombo naar Amsterdam-Schiphol Airport een omstandigheid betreft die aan Turkish Airlines toe te rekenen is. Turkish Airlines betwist dit en heeft hiertoe aangevoerd dat de terugvlucht niet kon worden uitgevoerd, omdat door de uitbraak van de coronapandemie, en de daaropvolgende overheidsmaatregelen, het luchtverkeer in de maanden maart en april 2020 volledig is stilgelegd om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Er is dan ook duidelijk sprake van een overmacht situatie waardoor geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, aldus Turkish Airlines. [gedaagde] stelt hiertegenover dat Turkish Airlines niet heeft aangetoond dat zij geheel niet in staat was om [gedaagde] te vervoeren dan wel dat Turkish Airlines zich hiertoe heeft ingespannen. Het was immers niet onmogelijk om terug te vliegen, zij het op een ander tijdstip, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze stelling echter, gelet op de gemotiveerde betwisting van Turkish Airlines, onvoldoende onderbouwd. Anders dan [gedaagde] kan de kantonrechter uit het bericht van de nationale luchtvaartautoriteit van Sri Lanka (zie 2.2.) niet opmaken dat het een commerciële luchtvaartmaatschappij was toegestaan om met een leeg toestel passagiers vanuit Sri Lanka te vliegen. Voorts is [gedaagde] teruggevlogen met een speciaal ingezette repatriëringsvlucht, hieruit volgt al dat beperkingen golden. De conclusie is dan ook dat het niet uitvoeren van de terugvlucht een omstandigheid betreft die niet is toe te rekenen aan Turkish Airlines. Turkish Airlines mocht de (terug)vlucht vanwege de coronamaatregelen niet uitvoeren. De gevorderde verklaring voor recht dat de reisovereenkomsten zijn ontbonden wordt dan ook afgewezen.
5.4.
Evenmin is vast komen te staan dat Turkish Airlines onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [gedaagde] door hem geen terugvlucht aan te bieden dan wel te informeren over de mogelijkheden om naar Nederland terug te vliegen. Voor zover [gedaagde] hiertoe al voldoende zou hebben gesteld, is ook voor het vaststellen van een onrechtmatige daad vereist dat sprake moet zijn van toerekenbaarheid, hetgeen niet is gebleken. Ook de gevorderde verklaring voor recht dat Turkish Airlines onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] wordt afgewezen.
5.5.
Uit bovenstaande volgt dat eveneens de ongedaanmakingsvergoeding, behoudens het navolgende, dient te worden afgewezen. Turkish Airlines heeft erkend dat zij gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijs van de terugvlucht. Niet in geschil is dat [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 1.520,00 heeft betaald voor de vliegtickets (heen- en terugvlucht) zodat de helft van dat bedrag, te weten € 760,00, voor toewijzing gereed ligt.
5.6.
[gedaagde] vordert voorts nog, op grond van het voorgaande, primair gevolgschade ter hoogte van € 1.800,00. Nu reeds is overwogen dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming dan wel een onrechtmatige daad ligt ook deze vordering voor afwijzing gereed. Dit geldt eveneens voor het subsidiaire deel van de vordering, aangezien de Verordening, op grond van artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening, niet van toepassing is. Het betreft immers een vlucht van Sri Lanka naar Amsterdam-Schiphol Airport uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. Voor zover [gedaagde] stelt dat de Verordening wel van toepassing is, omdat de heenvlucht vanuit Nederland is vertrokken gaat de kantonrechter hier ook aan voorbij. Uit het arrest van het Hof van 10 juli 2008 (Emirates Airlines / Schenkel, C-173/07) volgt immers dat de heen en terugvlucht afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook indien deze uitmaken van één boeking. De discussie tussen partijen of Turkish Airlines [gedaagde] op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tijdig op de hoogte heeft gesteld van de annulering dan wel dat Turkish Airlines niet heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 5 lid 2 van de Verordening doet derhalve niet ter zake. Zoals reeds overwogen is de Verordening niet van toepassing.
5.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld, zoals vereist volgens artikel 6:96 lid 6 BW.
5.8.
[gedaagde] is weliswaar grotendeels in het ongelijk gesteld maar heeft zich bij repliek op het standpunt gesteld dat de proceskosten voor rekening van Turkish Airlines behoren te komen, omdat Turkish Airlines onder andere een deel van de vordering heeft erkend (zie o.a. 2.6.), maar niet tot betaling is overgegaan. [gedaagde] was dan ook gehouden om het geschil aan de kantonrechter voor te leggen, met alle procesrisico’s van dien. Turkish Airlines heeft deze stelling niet weersproken. De proceskosten komen dan ook voor rekening van Turkish Airlines. De kantonrechter zal echter geen (halve) punt toekennen voor de door [gedaagde] genomen akte uitlating producties.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Turkish Airlines tot betaling aan [gedaagde] van € 760,00.
6.2.
veroordeelt Turkish Airlines tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00 ;
6.3.
veroordeelt Turkish Airlines tot betaling van € 62,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door [gedaagde] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter