In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vrouw en een man die gehuwd zijn volgens Afghaans sjiitisch-islamitisch recht. De vrouw, die in Nederland woont, heeft de man verzocht om zijn medewerking te verlenen aan de beëindiging van hun religieuze huwelijk door het uitspreken van talaq. De man weigert dit, ondanks dat het huwelijk naar Nederlands recht al is ontbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het religieuze huwelijk nog steeds geldig is volgens islamitisch recht en dat de vrouw door het voortbestaan van dit huwelijk in haar rechten en vrijheden wordt beperkt. De rechtbank heeft de belangen van de vrouw, die risico's loopt op eerwraak en strafvervolging en niet kan hertrouwen zonder de beëindiging van het religieuze huwelijk, zwaarder gewogen dan het recht van de man op vrijheid van godsdienst. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de man om mee te werken aan de beëindiging van het religieuze huwelijk onrechtmatig is. De man is gelast om binnen twee weken na de uitspraak zijn medewerking te verlenen aan de echtscheiding volgens islamitisch recht, met een dwangsom van €100 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van €10.000. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.