ECLI:NL:RBNHO:2022:1408

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/15/317081 / FA RK 21-2769
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een minderjarige door de bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om de man, die zij beschouwt als de biologische vader, juridisch als vader te laten erkennen. De man, die de biologische vader is volgens een DNA-onderzoek, heeft echter geen contact met de minderjarige en weigert erkenning. De rechtbank heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat dit niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigt, heeft echter verzocht om het ouderschap van de man vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van de minderjarige en heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat de afwerende houding van de man schadelijk is voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarige en heeft de hoop uitgesproken dat de man zal instemmen met een ontmoeting met zijn kind. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/317081 / FA RK 21-2769
beschikking van 18 februari 2022 betreffende gerechtelijke vaststelling ouderschap
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M. van Hemert, kantoorhoudende te Alkmaar,
--tegen--
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.E.M. Beijersbergen, kantoorhoudende te 's-Gravenhage.
De minderjarige [naam] wordt vertegenwoordigd door de bijzondere curator mr. J.W.E. Groot.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 4 juni 2021;
- de brief van mr. M.E.M. Beijersbergen, waaruit blijkt dat zij zich stelt als advocaat van de man, ingekomen op 21 juni 2021;
- de beschikking van 13 juli 2021, waarbij mr. J.W.E. Groot, advocaat te Bovenkarspel is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 19 oktober 2021;
- de brief van de man, ingekomen op 27 oktober 2021;
- het e-mailbericht van de bijzondere curator van 22 november 2021;
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 februari 2022 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. E.M. van Hemert, mr. M.E.M. Beijersbergen namens de man en de bijzondere curator mr. J.W.E. Groot. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De minderjarige [naam] heeft haar mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechter op 9 februari 2022.
De rechter heeft ter zitting aan partijen een terugkoppeling gegeven van het gesprek met de minderjarige.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben een LAT-relatie met elkaar gehad vanaf het najaar 2005 tot medio 2007. Ook nadien hebben partijen nog af en toe gemeenschap met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [naam] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] .
De man heeft de minderjarige niet erkend. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over de minderjarige en de minderjarige verblijft bij de moeder.
2.3.
Bij de stukken bevindt zich een rapport van Verilabs van 20 juni 2013 over een DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van de minderjarige en dat daardoor het vaderschap praktisch is bewezen.

3.Verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht:
a. op grond van artikel 1:212 BW een bijzondere curator te benoemen;
b. het ouderschap van de man gerechtelijk vast te stellen, nu hij de verwekker is van de minderjarige, onder bepaling dat de griffier na ommekomst van de termijn voor hoger beroep wordt gelast een afschrift van de in deze te geven beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar op grond van het bepaalde in artikel 1:20e, eerste lid, BW, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 1:20, eerste lid, BW.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder het volgende aangevoerd. De moeder is er door haar toenmalige advocaat niet op gewezen dat de vaststelling van het biologische vaderschap van de man niet automatisch leidde tot een juridisch vaderschap en is evenmin gewezen op de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap. De moeder acht het in het belang van de minderjarige dat het juridisch vaderschap van de man wordt vastgesteld, nu hij haar immers heeft verwekt. Het onderhavige verzoek dient ingevolge het bepaalde in artikel 1:207, derde lid, BW door de moeder te worden ingediend binnen vijf jaar na de geboorte van de minderjarige, zodat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Omdat er een bijzondere curator moet worden benoemd, verzoekt de moeder de bijzondere curator het verzoek over te nemen c.q. om namens de minderjarige een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man te doen.
3.3.
De bijzondere curator heeft verzocht:
a. de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar gedane verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap;
b. voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het ouderschap van de man als vader van de minderjarige gerechtelijk vast te stellen.
3.4.
De bijzondere curator heeft ter onderbouwing van haar standpunt in het verslag van 19 oktober 2021 het volgende aangegeven.
Uit het door de moeder overgelegde DNA-rapport van Verilabs blijkt dat de man de biologische vader is van de minderjarige. Er zijn geen wettelijke beletsels om een zelfstandig verzoek in te dienen namens de minderjarige en de bijzondere curator vindt redenen aanwezig om reeds nu voor de minderjarige een zelfstandig verzoek te doen. De minderjarige heeft hier behoefte aan en belang bij. Immers, uit de artikelen 7 en 8 van het Kinderrechtenverdrag en artikel 8 EVRM volgt dat een kind recht heeft op het vestigen van een familierechtelijke betrekking met zijn ouders zodat de afstammingsband wordt erkend, hetgeen belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van het kind. Als de verwekker van het kind niet bereid is om het kind te erkennen, is een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap de laatste mogelijkheid om tussen ouder en kind een afstammingsband te doen ontstaan zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1995/96, 24649, 3).
Desgevraagd heeft de man aangegeven dat hij niet tot erkenning van de minderjarige is overgegaan en ook niet zal overgaan, omdat dit voor hem niet goed voelt. Hij zal op dat vlak geen initiatieven ontwikkelen en wacht de uitspraak van de rechtbank af. Hij heeft niet achter de komst van de minderjarige gestaan en hij is ook niet in de komst van de minderjarige gekend. De man heeft geen contact met de minderjarige en hij heeft daar ook geen behoefte aan.

4.Verweer

4.1.
De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek dat gerechtelijk wordt vastgesteld dat hij de ouder/vader is van de minderjarige.

5.Beoordeling

5.1.
De moeder heeft ter zitting nog het volgende verklaard. De meerwaarde van de zitting is dat besproken wordt dat de minderjarige er niets aan kan doen hoe de man staat ten opzichte van de moeder en hoe alles gelopen is. De minderjarige weet wie haar vader is. De moeder hoopt voor de minderjarige dat zij de man een keer kan zien, dat is ook goed voor haar ontwikkeling. De moeder kan niet begrijpen dat de man zich niet in de minderjarige kan/wil verplaatsen. De man wil zijn kant van het verhaal aan de minderjarige gaan vertellen als ze 18 jaar is geworden. Het is jammer dat de man niet ter zitting is verschenen.
5.2.
Namens de man is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder heeft de man pas in 2013 over het bestaan van de minderjarige ingelicht. De moeder voedt de minderjarige heel erg over wie haar vader is. De man is niet ter zitting verschenen omdat hij dat schadelijk vindt voor de minderjarige. Hij komt al zijn financiële verplichtingen jegens de minderjarige na. Hij wil geen contact met haar. Hij voert geen verweer tegen het verzoek van de bijzondere curator, maar hij wil geen rol spelen in het leven van de minderjarige. De man vindt dat er veel onjuistheden staan in het verslag van de bijzondere curator van het gesprek met de moeder. Hij wil daar echter niet op ingaan omdat hij niet met modder wil gooien. Op een vraag van de rechtbank of de man inziet dat hij de minderjarige in de kou laat staan, antwoordt zijn advocaat dat de man erbij blijft dat hij geen rol wil spelen in het leven van de minderjarige en dat hij met haar wil praten als ze 18 jaar is geworden. De man vindt haar nu nog te jong om haar zijn kant van het verhaal te vertellen. Op de vraag van de minderjarige waarom de man haar niet wil zien, wordt door zijn advocaat geantwoord dat de man vindt dat hij er door de moeder is ingeluisd over het ontstaan van de minderjarige. Oma vz en zijn familie kreeg van de moeder een geboortekaartje toegestuurd. De man heeft toen tegen zijn moeder gezegd dat ze moest kiezen tussen hem of de moeder en de minderjarige. De man wist dat de moeder zwanger was, maar wilde er niets mee te maken hebben. Op een vraag van de rechtbank antwoordt de advocaat van de man dat zij met de man zal bespreken dat de minderjarige een sterke wens heeft om de man een keer te zien en spreken. Als de man echter geen rol wil spelen voor de minderjarige, is het volgens de advocaat van de man de taak van de bijzondere curator om de minderjarige daarop voor te bereiden.
5.3.
Ter zitting heeft de bijzondere curator nog het volgende aangegeven. De minderjarige vindt het belangrijk dat officieel vastligt dat de man haar vader is. Ze wil ook contact met hem. Dat heb ik in het verslag opgenomen in de hoop dat de man daar iets mee zou gaan doen en hij zou proberen zich te verplaatsen in de positie van de minderjarige. Zo nodig kan daarbij hulp ingeschakeld worden; de moeder staat daarvoor open. De beslissing in deze zaak is voor de minderjarige een belangrijke levensgebeurtenis. De bijzondere curator had de hoop dat de zitting gebruikt zou kunnen worden om de mogelijkheden te onderzoeken om contact tot stand te brengen tussen de man en de minderjarige. Het contact van de minderjarige met de man is voor haar belangrijk in verband met haar identiteitsontwikkeling. Wat de moeder over de man vertelt aan de minderjarige, ziet de bijzondere curator als statusvoorlichting en niet, zoals de man meent, het door de moeder voeden van de minderjarige met (negatieve) informatie over de man. Gelet op het standpunt van de man dat hij geen rol wil spelen bij het contact met de minderjarige, deelt de bijzondere curator mee dat zij bereid is om de minderjarige te helpen bij (het voorbereiden van) contact met de man.
5.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.5.
In artikel 1:207, eerste lid, sub a, BW is bepaald dat het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op grond dat deze de verwekker is van het kind of op grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank kan worden vastgesteld op verzoek van de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.
5.6.
Het verzoek van de moeder is niet binnen de termijn genoemd in artikel 1:207, derde lid, BW ingediend, zodat zij niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
5.7.
Nu de bijzondere curator namens de minderjarige verzoekt het ouderschap van de man gerechtelijk vast te stellen, zal de rechtbank op dit verzoek beslissen, zodat de belangen van de minderjarige niet worden geschaad door de bijzondere curator te verplichten een afzonderlijke procedure te laten indienen.
5.8.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat de man de verwekker is van de minderjarige. In 2013 heeft reeds een DNA-onderzoek plaatsgevonden, waaruit dit ook blijkt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de man de verwekker is van de minderjarige. Het verzoek van de bijzondere curator ligt daarmee voor toewijzing gereed.
5.9.
De rechtbank hecht er aan nog het volgende op te merken. De minderjarige heeft in het gesprek met de kinderrechter zelf overtuigend aangegeven dat ze heel graag contact wil met de man, ook al zou dat maar eenmalig zijn. Voor haar is het heel belangrijk om haar vader ten minste één keer in levende lijve te ontmoeten. De man heeft, wettelijk gezien, zowel een recht op als een plicht tot het onderhouden van contact met zijn kind. De afwerende houding van de man is schadelijk voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank begrijpt de houding van de man niet. De man lijkt zijn onvrede ten opzichte van de moeder leidend te laten zijn in zijn houding ten opzichte van de minderjarige. Hierdoor straft de man de minderjarige voor iets waar zij zelf geen enkele bemoeienis mee heeft gehad. De rechtbank vindt het positief dat de moeder aan de minderjarige informatie heeft verschaft over wie haar vader is, omdat het voor ieder kind belangrijk is om te weten van wie het afstamt. De rechtbank hoopt dat de man dat binnen afzienbare tijd ook gaat inzien en dat hij op z’n minst zal instemmen met een eenmalige ontmoeting met de minderjarige.
geslachtsnaam minderjarige
5.10.
Nu het verzoek tot vaststelling van het ouderschap wordt toegewezen, behoudt de minderjarige haar geslachtsnaam [geslachtsnaam]. Er is immers geen sprake van de situatie dat de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben, zoals is bepaald in artikel 1:5, tweede lid, BW.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man ten aanzien van de minderjarige [geslachtsnaam] :
- [naam] , geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ;
6.2.
stelt vast het ouderschap van de man,
[verweerder], geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] , over het kind [geslachtsnaam] :
- [naam] , geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ;
6.3.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar;
6.4.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.