ECLI:NL:RBNHO:2022:1436

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
8730402 \ CV EXPL 20-7162
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij vertraging van een vlucht door ziekte van de gezagvoerder

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen United Airlines Inc., gevestigd in Wilmington, Verenigde Staten, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagiers, die op 28 september 2018 van Amsterdam-Schiphol naar Las Vegas zouden vliegen, hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, United Airlines, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het plotseling ziek worden van de gezagvoerder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers inderdaad met vertraging zijn aangekomen. De vervoerder moet in dit geval aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vermeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening.

De kantonrechter oordeelt dat het acuut ziek worden van de gezagvoerder een buitengewone omstandigheid vormt, waar de luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. De vervoerder heeft bovendien redelijke maatregelen getroffen door een tussenstop in Boston in te plannen om de vlucht zo snel mogelijk voort te zetten. De kantonrechter concludeert dat de vordering van AirHelp moet worden afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de vertraging en de proceskosten voor rekening van AirHelp komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8730402 \ CV EXPL 20-7162
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersoon
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
United Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. R.L.S.M. Pessers en J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 8 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers [passagier 1] , [passagier 2] en [passagier 3] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 28 september 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol via Houston naar Las Vegas (Verenigde Staten) met vluchten UA 21 en UA 2102.
2.2.
Vlucht UA 21 (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers hebben hun eindbestemming meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland bereikt.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vordering gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht met een vertraging is uitgevoerd, doordat de gezagvoerder (First Officer) onverwacht ziek is geworden, waardoor een vliegveiligheidsprobleem is ontstaan. Bij aankomst te Amsterdam constateerde de gezagvoerder dat hij vanwege ziekte niet in staat was om de onderhavige vlucht uit te voeren. Omdat Amsterdam een buitenstation van de vervoerder is, was geen reservepiloot beschikbaar om de onderhavige vlucht uit te voeren. De vlucht werd daarom met twee in plaats van drie piloten uitgevoerd. Een vervoerder mag echter vanwege de geldende werk- en rusttijden een vlucht van Amsterdam naar Houston niet uitvoeren met maar twee piloten. Daarom heeft de vervoerder besloten om een tussenstop in Boston (Verenigde Staten) te maken, om daar de cockpit- en cabinebemanning te vervangen. Volgens de vervoerder heeft hij op die manier alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.3.
In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat de buitengewone omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van beveiligingsproblemen en onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolg hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.4.
Voorop wordt gesteld dat het uitvallen van een piloot door ziekte onder omstandigheden een buitengewone omstandigheid kan opleveren. AirHelp heeft niet betwist dat de gezagvoerder plotseling ziek werd, noch dat de vliegveiligheid in het gedrang zou zijn gekomen indien de vlucht rechtstreeks van Amsterdam naar Houston werd uitgevoerd met slechts twee piloten. AirHelp stelt zich op het standpunt dat het regelen van voldoende personeel de verantwoordelijkheid van de vervoerder is. Het plotseling ziek worden van één van de piloten is volgens AirHelp inherent aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. Indien de vervoerder voldoende personeel stand-by had, had de vlucht op tijd uitgevoerd kunnen worden, aldus AirHelp. De kantonrechter oordeelt echter dat gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval het acuut ziek worden van de gezagvoerder een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) oplevert. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen, in elk geval niet als dit zich voordoet op een buitenstation van de luchtvaartmaatschappij, zoals hier het geval was. Het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation zou van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers vergen en kan om die reden niet worden verlangd. Daarmee vormt het plotseling ziek worden van de gezagvoerder in dit geval een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
5.6.
De vervoerder heeft toegelicht dat hij een tussenstop heeft ingepland te Boston om de vlucht alsnog zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. Daardoor is de vertraging beperkt gebleven. Het invliegen van een volledig nieuwe crew vanuit de VS om de vlucht naar Houston alsnog rechtstreeks uit te voeren, had aanzienlijk meer tijd in beslag genomen. AirHelp heeft dit niet weersproken. Daarnaast zijn de passagiers volgens de vervoerder omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht van Houston naar Las Vegas. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Vast staat echter dat de passagiers niet een dag later, maar nog op dezelfde dag als oorspronkelijk gepland, zijn aangekomen op de eindbestemming met vlucht UA2115. Wellicht was er een vlucht geweest waarmee de passagiers eerder in Las Vegas waren aangekomen (hetgeen AirHelp overigens niet heeft gesteld), maar dat wil niet zeggen dat de vervoerder in dit geval, door de passagiers om te boeken naar vlucht UA2115, geen redelijk alternatief heeft aangeboden. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. AirHelp heeft in dit verband ook niets gesteld. De conclusie is dat de vordering van AirHelp zal worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter