In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen SWISS International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers, die op 28 mei 2018 van Amsterdam-Schiphol naar Bali via Zurich en Singapore zouden reizen, hebben de aansluitende vlucht naar Singapore gemist door een vertraging van de eerste vlucht. Ze vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij vertraging. De vervoerder heeft echter betwist dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat deze na de wettelijke vervaldatum zou zijn ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet ontvankelijk is, omdat de passagiers niet binnen de termijn van twee jaar na aankomst op hun eindbestemming een vordering hebben ingediend. De kantonrechter heeft de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van vorderingen in het luchtvervoer en de toepassing van de vervaltermijnen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.