Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser sub 1]2. [eiseres sub 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
I. om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te laten, onder inlevering van de sleutels en al hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van [eisers] te stellen, met machtiging aan [eisers] om die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met politiehulp, een en ander op kosten van [gedaagde] ;
II. om aan [eisers] te voldoen een bedrag van € 350,00 voor elke dag dat [gedaagde] ten onrechte in de woning verblijft nadat hij gehouden was om te ontruimen;
III. om aan [eisers] te voldoen een bedrag van € 2.173,35 als gebruiksvergoeding en/of schadevergoeding per maand als bedoeld in artikel 3.5 voor elke maand dat [gedaagde] ten onrechte in de woning verblijft nadat hij gehouden was om te ontruimen;
IV. in de kosten van dit geding.
4.Het verweer en de tegenvordering
31 juli 2021 en deze toen niet is geëindigd, is de huurovereenkomst per die datum voor onbepaalde tijd verlengd. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst immers niet opgezegd en [eisers] hebben geen schriftelijke mededeling verzonden vóór 31 juli 2021 ten aanzien van de verlenging dan wel de verlengingstermijn. Nu de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd, kunnen [eisers] de huurovereenkomst niet opzeggen. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat partijen een einddatum van 31 juli 2022 zijn overeengekomen en dat niet vóór 31 juli 2021 kon worden opgezegd omdat partijen minimaal één jaar huur zijn overeengekomen. Nu [gedaagde] niet instemt met de huuropzegging, eindigt de huur pas na een onherroepelijke rechterlijke beslissing. Die kan alleen worden verkregen in een bodemprocedure. Gelet hierop liggen de vorderingen van [eisers] ter afwijzing gereed.
I. [eisers] veroordeelt de gebreken aan de woning, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, volledig en deugdelijk te (laten) herstellen op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eisers] in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00;
II. [eisers] veroordeelt tot een huurprijsvermindering van € 200,00 per maand vanaf 1 augustus 2020 tot het moment dat de gebreken volledig en deugdelijk zijn verholpen c.q. zijn hersteld;
III. zodanige maatregelen treft als in goede justitie naar billijkheid juist wordt geacht, ten dienste van de in de conclusie van antwoord geschetste belangen van [gedaagde] ;
IV. [eisers] veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet worden voldaan binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
Omdat de gebreken nog steeds niet zijn verholpen, schieten [eisers] ernstig tekort in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Nu sprake is van schimmelvorming, vochtplekken en afbrokkelend pleisterwerk op de muren in de badkamer, heeft [gedaagde] niet het ongestoorde huurgenot. Dat sprake is van een lekkage blijkt uit het rapport dat het door [eisers] ingeschakelde bedrijf Polygon heeft opgemaakt. Ook blijkt uit het in opdracht van [gedaagde] gemaakte inspectierapport van Mays dat sprake is van gebreken. Deze gebreken rechtvaardigen een huurprijsvermindering van
€ 200,00 per maand, aldus [gedaagde] .
5.De beoordeling
De wet biedt weliswaar de mogelijkheid tot het sluiten van een huurovereenkomst voor twee jaar die van rechtswege eindigt bij het einde van de overeengekomen duur, maar de onderhavige huurovereenkomst voldoet daar niet aan. In strijd met de wettelijke regeling is immers overeengekomen dat de huurder gedurende het eerste jaar niet kan opzeggen. En de door [eisers] beoogde tussentijdse opzegmogelijkheid voor de verhuurder sluit ook niet aan de op de wettelijke regeling, die alleen uitgaat van een aanzegging aan de huurder dat hij het gehuurde bij het einde van de huur moet ontruimen. Zou al sprake zijn van een huurcontract voor de bepaalde tijd van twee jaar in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW, dan kan dit contract in elk geval niet eerder eindigen dan per 31 juli 2022. Gelet daarop kan [gedaagde] niet nu al worden veroordeeld tot ontruiming per heden of per 31 juli 2022.
Ten eerste is die bodemprocedure nog niet aanhangig gemaakt en kan deze ook nog niet aanhangig worden gemaakt omdat de bepaalde termijn (die loopt tot 31 juli 2022) nog niet is verstreken.
Ten tweede past de kantonrechter in situaties als de onderhavige grote terughoudendheid. Artikel 7:272 lid 1 BW bepaalt immers dat een opgezegde huurovereenkomst van rechtswege van kracht blijft totdat door de rechter onherroepelijk op de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst is beslist. Dit brengt mee dat beslissingen op de in artikel 7:272 lid 2 BW bedoelde vorderingen, waarvan hier sprake is, in beginsel niet uitvoerbaar bij voorraad mogen worden verklaard. Hier kan alleen in uitzonderlijke door de verhuurder aan te voeren omstandigheden van worden afgeweken, bijvoorbeeld wanneer deze omstandigheden duiden op misbruik van recht of wanneer van de verhuurder, de belangen afwegende, in redelijkheid niet kan worden gevergd het gehuurde nog langer aan de huurder ter beschikking te stellen (zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:921). Van dergelijke omstandigheden is in deze onvoldoende gebleken. Weliswaar hebben [eisers] er belang bij om naar de eigen woning terug te keren, maar ook [gedaagde] heeft belang bij behoud van de woning omdat (vermoedelijk) ook voor hem geldt dat hij niet op korte termijn over iets anders kan beschikken.