ECLI:NL:RBNHO:2022:1550

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9514891 / CV EXPL 21-5351
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van succesfee in het kader van een overeenkomst van opdracht voor financiering

In deze zaak heeft Financieringsgilde Noord-Holland B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van een succesfee in het kader van een overeenkomst van opdracht voor het verkrijgen van financiering. De kantonrechter heeft op 16 februari 2022 uitspraak gedaan. De kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde] verplicht is om de overeengekomen succesfee te betalen, nu Financieringsgilde een offerte tegen marktconforme voorwaarden heeft voorgelegd. De feiten zijn als volgt: op 2 november 2020 heeft Financieringsgilde een opdrachtbevestiging gestuurd aan [gedaagde] voor het vinden van een financiering voor de aankoop van een bedrijfspand. [gedaagde] heeft op 16 november 2020 ingestemd met de opdracht. Op 2 december 2020 heeft de verkoper van het pand een overbruggingsfinanciering aangeboden aan [gedaagde], welke hij heeft afgewezen. Financieringsgilde heeft vervolgens een factuur gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar [gedaagde] heeft deze niet betaald. De kantonrechter oordeelt dat Financieringsgilde aan de opdracht heeft voldaan door een marktconform aanbod te doen, en dat [gedaagde] de factuur dient te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van Financieringsgilde toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9514891 / CV EXPL 21-5351 (SJ)
Uitspraakdatum: 16 februari 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Financieringsgilde Noord-Holland B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Financieringsgilde
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. P. van Lingen
De zaak in het kort
Financieringsgilde en [gedaagde] hebben een overeenkomst van opdracht gesloten met betrekking tot het verkrijgen van een financiering. De vraag in deze zaak is of [gedaagde] aan Financieringsgilde de overeengekomen succesfee moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] die moet betalen omdat Financieringsgilde een offerte tegen marktconforme voorwaarden heeft voorgelegd aan [gedaagde] . Daarmee heeft Financieringsgilde aan de opdracht voldaan. Dat geen investeringsbegroting is opgesteld en het aanbod niet van een erkende geldverstrekkende bankinstellingkwam, maakt dat niet anders.

1.Het procesverloop

1.1.
Financieringsgilde heeft bij dagvaarding van 22 oktober 2021 een vordering tegen
[gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 28 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting hebben [gedaagde] bij brief van 18 januari 2022 en Financieringsgilde bij brief van 20 januari 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 2 november 2020 heeft Financieringsgilde aan [gedaagde] een opdrachtbevestiging gestuurd in verband met het verrichten van werkzaamheden in opdracht en voor rekening van [gedaagde] . De werkzaamheden bestaan uit onder andere het vinden van een financiering voor een project van [gedaagde] . [gedaagde] was van plan een bedrijfspand aan de [adres] te [plaats] kopen met de intentie dit pand te verbouwen tot appartementen en vervolgens te verhuren.
2.2.
Bij e-mail van 16 november 2020 heeft [gedaagde] ingestemd met de opdracht.
2.3.
In de overeenkomst van opdracht is opgenomen:

AanvraagfaseIn deze fase wordt het verzoek verder uitgewerkt en zal er een complete aanvraag worden geschreven richting de financiers. Onder andere de gesprekken, onderhandelingen, controle van de aktes, opmaken van de financiële rapporten komen in deze fase aan bod. U bent ons over deze fase een succesfee verschuldigd van 0,75% (normaliter 1%, 0,25% korting in overleg met VLIEG) over het opgehaalde obligo, wanneer er minimaal 1 offerte tegen marktconforme voorwaarden aan u wordt voorgelegd, passende bij de ingediende investeringsbegroting.
2.4.
Op 16 november 2020 hebben [gedaagde] , Financieringsgilde en de door [gedaagde] ingeschakelde architect een bespreking gehad.
2.5.
Op 2 december 2020 hebben [gedaagde] , Financieringsgilde en de verkoper van het pand [adres] te [plaats] een bespreking gehad, waarbij de verkoper aan [gedaagde] een overbruggingsfinanciering heeft aangeboden. [gedaagde] heeft dit aanbod afgewezen.
2.6.
Op 14 december 2020 heeft Financieringsgilde [gedaagde] een verslag toegestuurd met een beschrijving van het proces dat zij met hem hebben doorlopen, aangevuld bij brief van 29 januari 2021. (hierna tezamen: het verslag).
2.7.
Op 15 december 2020 heeft Financieringsgilde aan [gedaagde] een factuur van € 13.612,50 inclusief btw (€ 11.250,00 exclusief btw) gestuurd in verband met de voor
verrichte werkzaamheden.
2.8.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe te zijn aangemaand, nagelaten deze factuur te betalen.

3.De vordering

3.1.
Financieringsgilde vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 15.400,80 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 13.612,50 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling en tot betaling van de proceskosten, de nakosten en de betekening van het vonnis daaronder begrepen.
3.2.
Financieringsgilde legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat op 2 december 2020 door bemiddeling van Financieringsgilde aan [gedaagde] door de verkoper van het pand een financieringsvoorstel is gedaan tegen marktconforme voorwaarden. Financieringsgilde heeft daarmee voldaan aan de overeenkomst, zodat [gedaagde] voor deze werkzaamheden de overeengekomen vergoeding is verschuldigd. Naast betaling van de hoofdsom van € 13.612,50 maakt Financieringsgilde aanspraak op de wettelijke handelsrente, die vanaf de vervaldatum tot de dag van dagvaarding € 877,17 bedraagt, en de buitengerechtelijke kosten van € 911,13.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij geen voorstel of offerte heeft gehad van Financieringsgilde. De aanvraag voor een hypotheek is door de bank afgewezen omdat er geen vergunning was voor de verbouwing van het pand. De architect heeft toen de tip gegeven om de eigenaar van het pand om financiering te vragen. Volgens [gedaagde] heeft hij dit tijdens een afspraak op het kantoor van [xxx] zelf gevraagd aan de eigenaar/verkoper van het pand. Deze bood aan om een lening te verstrekken tegen 8% rente per jaar. Omdat dit voor hem niet haalbaar is, heeft [gedaagde] het aanbod ter plekke afgewezen. [yyy] van Financieringsgilde zat er alleen maar bij en heeft niets geregeld. [gedaagde] is van mening dat hij dat zelf heeft gedaan en dat het toevallig bij [xxx] op kantoor is besproken.

5.De beoordeling

5.1.
Blijkens het verslag van Financieringsgilde hebben partijen op 16 november 2020 een bespreking met de architect gehad. Verder blijkt uit het verslag dat [gedaagde] toen is verteld dat het vergunningstraject zes tot twaalf maanden zou duren met als gevolg dat een financiering van een bank langer op zich zou laten wachten omdat banken niet zonder een vergunning financieren. Dit alles heeft [gedaagde] niet betwist. Gelet hierop stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] al op 16 november 2020 wist dat een financiering bij een bank vóór 15 december 2020 – dat is de uiterste datum waarop [gedaagde] de koopovereenkomst kon ontbinden in verband met het financieringsvoorbehoud – niet zou gaan lukken vanwege het langdurige vergunningstraject.
5.2.
Verder is niet in geschil dat bij die gelegenheid is besproken om de verkoper van het pand te benaderen voor een financiering. Daarmee staat vast dat [gedaagde] op 16 november 2020 ervan de hoogte was dat door Financieringsgilde een andere financiering zou worden geregeld ter overbrugging totdat het vergunningstraject rond zou zijn en een financiering van een bank wel mogelijk zou zijn. Ook was toen al duidelijk dat aan de verkoper van het pand gevraagd zou worden een aanbod te doen. Als [gedaagde] dat niet wilde, had hij dat op dat moment moeten aangeven en de opdracht moeten beëindigen. Dat heeft hij niet gedaan.
5.3.
Vervolgens heeft Financieringsgilde de verkoper benaderd en een bespreking georganiseerd met alle partijen. De verkoper van het pand heeft in een bespreking op 2 december 2020 aan [gedaagde] een overbruggingsfinanciering tegen 8% rente aangeboden. [gedaagde] heeft dit aanbod afgewezen omdat hij het aangeboden rentepercentage niet marktconform vond [1] en niet omdat het aanbod een overbruggingsfinanciering betrof. De stelling van [gedaagde] dat het aanbod niet marktconform is, heeft hij echter niet (voldoende) onderbouwd. De door [gedaagde] overgelegde – niet nader toegelichte – gegevens van aan hem verstrekte financieringen betreffende andere panden zijn daarvoor onvoldoende. Overigens lijkt [gedaagde] ter zitting wel te erkennen dat het aangeboden rentepercentage past bij een overbruggingsfinanciering [2] en dus marktconform is. Ook zijn de stukken die Financieringsgilde heeft ingebracht ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een marktconform aanbod niet gemotiveerd betwist.
5.4.
Ter zitting stelt [gedaagde] nog dat Financieringsgilde geen investeringsbegroting heeft opgesteld. Maar [gedaagde] heeft niet onderbouwd waarom deze nodig is om te beoordelen of het aanbod al dan niet marktconform is. Vast staat dat de architect in opdracht van [gedaagde] een stichtingskostenoverzicht heeft opgesteld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien wat een investeringsbegroting hieraan toevoegt. Daarbij is niet in geschil dat [gedaagde] met de aangeboden overbruggingsfinanciering tot aankoop van het pand kon overgaan. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, is er dan ook geen sprake van een tekortkoming van Financieringsgilde.
5.5.
De stelling van [gedaagde] ter zitting dat Financieringsgilde niet aan de opdracht heeft voldaan omdat zij niet een (definitieve) financiering van een erkende geldverstrekkende bankinstelling hebben geregeld, volgt de kantonrechter niet. Uit de overeenkomst van opdracht blijkt niet dat het moet gaan om een dergelijke financiering. De link die [gedaagde] in dat kader legt met artikel 14 van de koopovereenkomst gaat daarom al niet op. Bovendien gaat dat artikel over het inroepen van een ontbindende voorwaarde door [gedaagde] jegens de verkoper, op grond van het niet kunnen verkrijgen van een financiering, terwijl Financieringsgilde juist voor een financiering moest zorgen. Afgezien daarvan had [gedaagde] tot 15 december 2020 de tijd om een andere financiering te (laten) regelen. Daarvoor heeft [gedaagde] niet gekozen, aangezien hij de koopovereenkomst al op 8 december 2020 heeft ontbonden.
5.6.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Financieringsgilde heeft voldaan aan de opdracht om minimaal één offerte tegen marktconforme voorwaarden aan [gedaagde] voor te leggen.
5.7.
Gelet op het voorgaande moet [gedaagde] de factuur betalen. De kantonrechter zal de vordering van Financieringsgilde ten aanzien van de hoofdsom van € 13.612,50 toewijzen.
5.8.
Vast staat dat [gedaagde] de factuur niet (tijdig) heeft betaald zodat de door Financieringsgilde gevorderde wettelijke handelsrente voor toewijzing in aanmerking komt.
5.9.
Financieringsgilde vordert een bedrag van € 911,13 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat Financieringsgilde voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat zij recht heeft op een vergoeding hiervan. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
5.11.
De nakosten en de kosten van betekening van het vonnis komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, voor zover deze daadwerkelijk door Financieringsgilde worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Financieringsgilde van € 15.400,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 13.612,50 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Financieringsgilde tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,32
griffierecht € 1.013,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Financieringsgilde worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de brief van 18 januari 2021 van [gedaagde] aan Financieringsgilde
2.Zie pagina 4, tweede alinea van de pleitaantekeningen van (de gemachtigde van) [gedaagde]