ECLI:NL:RBNHO:2022:1600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6689
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor eenpersoonshuisvesting van verzoeker met psychiatrische aandoeningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die na een echtscheiding dakloos is geraakt. Verzoeker, die lijdt aan verschillende psychiatrische aandoeningen, heeft een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, maar heeft nog geen woning aangeboden gekregen. Hij verblijft momenteel in een coronahotel, waar hij onder strikte huisregels moet verblijven. Verzoeker heeft verzocht om een plek waar hij ook overdag binnen kan blijven, omdat zijn psychiater heeft aangegeven dat dit noodzakelijk is voor zijn medicatie.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat er overeenstemming is over de noodzaak van opvang, maar dat er onenigheid bestaat over de geschiktheid van de aangeboden meerpersoonskamer. De voorzieningenrechter oordeelt dat het aan de verweerder is om onderzoek te doen naar de geschiktheid van de opvang voor verzoeker, gezien zijn medische klachten. Aangezien dit onderzoek niet is uitgevoerd, kan het standpunt van de verweerder niet worden gevolgd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen en de verweerder op te dragen zorg te dragen voor 24-uursopvang in een eenpersoonskamer, waarvan verzoeker ook overdag gebruik mag maken. Tevens is de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6689

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Djordjevic).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2021 heeft verweerder verzoeker met ingang van 9 december 2021 opvang geboden in de 24-uursopvang van het Leger des Heils ([locatie]).
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 januari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is na een echtscheiding dakloos geraakt. Hij lijdt aan verschillende psychiatrische aandoeningen, waarvoor hij onder behandeling van een psychiater staat. Verzoeker beschikt per 15 juni 2021 over een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, maar hem is nog geen woning aangeboden. Verzoeker verblijft thans in het ‘coronahotel’ (het [#] te [woonplaats]). Die opvang wordt uitgevoerd door het Leger des Heils. Aan het verblijf zijn huisregels verbonden, die onder meer inhouden dat de hotelkamer niet mag worden gebruikt tussen 9.00 en 16.00 uur.
3. Verzoeker heeft op 7 december 2021 verzocht om een plek waar hij ook overdag binnen zou kunnen blijven, waarbij hij wijst op de verklaring van zijn psychiater waarin vermeld is dat verzoeker voor een goede instelling op en werking van de medicatie overdag binnen zou moeten kunnen verblijven.
4. Naar aanleiding van dat verzoek heeft verweerder het primaire besluit genomen. Op de vraag van verzoeker of het gaat om een eenpersoonskamer heeft verweerder geantwoord dat het een ruimte betreft waar maximaal 4 personen verblijven.
5. Verzoeker voert– kort samengevat – aan dat de aangeboden opvang niet adequaat is, omdat hij is aangewezen op een eenpersoonskamer, waarvan hij ook overdag gebruik moet kunnen maken. Hij heeft geen behoefte aan 24-uurs begeleiding (en toezicht), maar aan een bed overdag om te kunnen rusten. Hij wijst daarbij op de verklaring van zijn behandelend psychiater waaruit naar voren komt dat de medicijnen die hij gebruikt ervoor zorgen dat hij overdag suf is en waarin verzocht wordt voor verzoeker het mogelijk te maken dat hij ’s ochtends in de hotelkamer kan verblijven. Een kamer die moet worden gedeeld is volgens hem niet passend vanwege zijn beperkingen; verzoeker stelt een eigen toilet te moeten hebben in verband met zijn allergieën en de gevolgen daarvan (stoelgang). Een gedeelde kamer is ook niet goed voor de rust die verzoeker volgens zijn psychiater nodig heeft. Ter zitting heeft verzoeker er nog op gewezen dat hij in de periode dat het Leger de Heils niet verantwoordelijk was voor de opvang in het hotel, daar zonder problemen ook overdag heeft kunnen verblijven. Voorts heeft verzoeker gewezen op de passage in de rapportage van Argonaut waarin staat dat hij niet in staat is met willekeurige derden een woning te delen.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat verzoeker niet op een meerpersoonskamer zou kunnen verblijven. Volgens verweerder is voldaan aan de vraag van verzoeker om overdag te kunnen rusten, door hem verblijf bij [locatie] aan te bieden. Op die locatie is voortdurend personeel aanwezig. Volgens verweerder kan geen uitzondering op de huisregels die in het coronahotel gelden worden gemaakt voor verzoeker door hem toe te staan daar ook overdag te verblijven. De huisregels berusten op afspraken die tussen het Leger des Heils en het hotel zijn gemaakt.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder en verzoeker het erover eens zijn dat verzoeker opvang nodig heeft en dat hij overdag moet kunnen beschikken over een bed, zodat hij kan rusten. Wat partijen verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of verzoeker is aangewezen op een eenpersoonskamer of dat verblijf op een meerpersoonskamer ook als passend kan worden aangemerkt.
8. Gelet op het brede scala aan medische klachten van verzoeker lag het naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van verweerder, onderzoek [1] te verrichten naar de passendheid van een gedeelde kamer voor verzoeker. Zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd is een dergelijk onderzoek echter achterwege gebleven. Het standpunt van verweerder dat niet is gebleken dat verzoeker niet zou kunnen verblijven in een gedeelde kamer kan daarom vooralsnog niet worden gevolgd.
9. Op basis van het geheel aan fysieke en psychiatrische problemen van verzoeker is de voorzieningenrechter voorts voorshands van oordeel dat onaannemelijk is dat een gedeelde kamer voor verzoeker passend is. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat de behandelend psychiater van verzoeker helder beschrijft dat verzoeker ook overdag rustbehoefte heeft vanwege zijn medicatie. Verzoeker heeft daarnaast zijn allergie- en andere fysieke klachten onderbouwd met medische informatie. De voorzieningenrechter heeft verder mede in aanmerking genomen dat in de rapportage van Argonaut die is opgesteld in het kader van het verzoek van verzoeker om urgentie onder het kopje ‘beschouwing’ is opgenomen dat verzoeker niet met willekeurige derden een woning kan delen.
10. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, in die zin dat verweerder zorg dient te dragen voor 24-uursopvang voor verzoeker in een eenpersoonskamer, waarvan hij ook overdag gebruik mag maken, met ingang van 17 januari 2021 tot twee weken na het besluit op bezwaar, of totdat verzoeker erin is geslaagd woonruimte te vinden, als dat eerder is.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- draagt verweerder op zorg te dragen voor 24-uursopvang van verzoeker in een eenpersoonskamer, waarvan hij ook overdag gebruik mag maken met ingang van 17 januari 2021 tot twee weken na het besluit op bezwaar, of totdat verzoeker erin is geslaagd woonruimte te vinden, als dat eerder is;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.A. Hesselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.3.3 van de Wmo