Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
2 [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- dagvaarding van 22 juni 2021 met producties
- akte overlegging productie
- conclusie van antwoord van 22 september 2021 met producties
- het tussenvonnis van 27 oktober 2021
- een pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- een pleitnota van [eiser]
- de aantekeningen van de griffier van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht tijdens de mondelinge behandeling van 7 februari 2022.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
(i) bekendheid van de schuldeiser met de vordering; en
(ii) bekendheid van de schuldeiser met de schuldenaar. Uit vaste rechtspraak volgt dat het hierbij gaat om daadwerkelijke bekendheid. Het enkele vermoeden van het bestaan van schade dan wel het enkele vermoeden welke persoon voor de schade aansprakelijk is, volstaat niet. De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid - die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn - heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen, is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval.
– uitschr gemeente; info aan Aegon+ SVB, inf bij SVB naar voortzetting in buitenl.
contact met SVB einde verpl + evt vrijw verz
– gaat nadenken over formele remigratie alsmede vrijw verz binnen jr van vertrek
– let op SVB deadline -> geen vrijw verz
2.228,00(2,0 punt × tarief € 1.114,00)