ECLI:NL:RBNHO:2022:1799

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
HAA 21/4770 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep door de Belastingdienst/Toeslagen. De opposante had beroep ingesteld omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig had beslist op haar verzoek van 24 december 2020 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 16 november 2021, het beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposante stelde dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk in juli 2021 een beschikking had moeten afgeven, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen aannemelijk had gemaakt dat een brief van 5 juni 2021 was verzonden, waarmee de beslistermijn was verlengd tot 24 december 2021. De opposante had geen bewijs geleverd dat de brief niet was ontvangen, en haar enkele stelling hierover was onvoldoende om aan de verzending te twijfelen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4770 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 op het verzet van

[opposante] , wonende te [woonplaats] , opposante

(gemachtigde: mr. W. Kort).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld wegens het niet-tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen inzake haar verzoek van 24 december 2020 herbeoordeling kinderopvangtoeslag in het kader van de herstelregelingen kinderopvangtoeslag.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 16 november 2021 heeft de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 7 december 2021 gereageerd op het verzet.
De gemachtigde van opposante heeft op 20 december 2021 telefonisch verklaard niet nader te willen reageren op de brief van verweerder van 7 december 2021.
Bij brief van 14 februari 2022 heeft opposante een nader stuk ingediend.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat opposante prematuur in beroep is gekomen.
2. Opposante voert in haar verzetschrift aan dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk in juli 2021 een beschikking had dienen af te geven. Dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 16 november 2021 aangenomen dat de Belastingdienst/Toeslagen een brief gedateerd 5 juni 2021 zou hebben verzonden aan opposante en dat hiermee de termijn om te beslissen met zes maanden is verlengd en wel tot 24 december 2021. Opposante stelt dat zij de brief van 5 juni 2021 niet heeft ontvangen. Het staat niet vast dat de beslistermijn op rechtsgeldige manier is verlengd tot 24 december 2021. Het is aan de Belastingdienst/Toeslagen om de verzending aannemelijk te maken.
3. Bij brief van 7 december 2021 betoogt de Belastingdienst/Toeslagen dat de brief van 5 juni 2021 is verzonden met inachtneming van de criteria van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2014:2444). De brief van 5 juni 2021 is verzonden naar het juiste adres en de verzenddatum is erop vermeld. Nu de brief is terug te vinden in het verzendsysteem onder het kopje “verzonden brieven” kan geconcludeerd worden dat de benodigde stappen zijn doorlopen om de brief van 5 juni 2021 te verzenden. Ter onderbouwing van het gestelde is een Rapport Datum Verzending overgelegd, dat is opgemaakt op 7 december 2021.
4. De rechtbank is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen aannemelijk heeft gemaakt dat de brief van 5 juni 2021 is verzonden. Opposante heeft geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden betwijfeld dat de brief van 5 juni 2021 is verstuurd. De enkele stelling dat zij de brief niet heeft ontvangen, geeft daarvoor onvoldoende aanleiding. Dit betekent dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen op het verzoek van opposante moest beslissen, nog niet was verstreken ten tijde van de ingebrekestelling en het indienen van het beroep. Hieraan doet niet af dat de rechtbank ten onrechte niet een kopie van het verweerschrift van 29 oktober 2021 aan opposante had gezonden voordat zij haar uitspraak van 16 november 2021 deed.
5. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak is geen rechtsmiddel mogelijk.