Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 februari 2022 met producties 1 tot en met 5 van de zijde van de vrouw;
- de conclusie van antwoord tevens houdende reconventionele vorderingen met producties 1 tot en met 9 van de zijde van de man;
- de door de vrouw in het geding gebrachte aanvullende producties 6 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 8 februari 2022, waarbij door de vrouw pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.De zaak in het kort
2.5.2. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de woning binnen twee weken na de zitting zal worden getaxeerd op basis van onderhandse verkoopwaarde door makelaar KRK te [plaats 1] of- indien KRK niet beschikbaar is - door makelaar [betrokkene] te [plaats 1]. De opdracht wordt op 23 augustus 2021 door de vrouw gegeven. De door de taxateur vastgestelde waarde is bindend tussen partijen. De kosten van de taxatie komen voor rekening van partijen, in die zin dat ieder van hen de helft van deze kosten voor zijn rekening neemt.
Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij alsnog toedeling van de woning wenst. Volgens de man is de door de makelaar vastgestelde waarde te laag en zal de woning opnieuw getaxeerd moet worden.
4.Het geschil
5.De beoordeling
in conventie en in reconventie
de door de makelaar vastgestelde waarde te laag[is]
en (…) de woning opnieuw getaxeerd moet worden”. Deze enkele stelling dat de man het niet eens met het taxatierapport kan niet leiden tot aantasting van het taxatierapport (vgl. artikel 7:904 BW). De man heeft in dit kort geding aangevoerd dat hij op de zitting van 1 november 2021 bij de bodemrechter dit standpunt nader heeft toegelicht door erop te wijzen dat hij ten onrechte niet aanwezig is geweest bij de taxatie van de woning. De vrouw heeft echter weersproken dat dit in de bodemprocedure aan de orde is gebracht door de man. Dat dit onderwerp is besproken bij de bodemrechter is door de man verder niet onderbouwd. De man heeft bijvoorbeeld geen (onderdelen van het) procesdossier overgelegd of aantekeningen van de zitting bij de bodemrechter van 1 november 2021, terwijl het wel op zijn weg lag om aannemelijk te maken dat zijn bezwaren al naar voren zijn gebracht in de bodemprocedure en door de rechtbank onvoldoende zijn geadresseerd. Nu de man dat niet aannemelijk heeft gemaakt, is geen sprake van een evidente misslag in de beschikkingen van de rechtbank van 2 september 2021 of 1 december 2021.
onderhandse verkoopwaarde”). Bovendien heeft de vrouw het taxatierapport daadwerkelijk gebruikt voor het verkrijgen van (hypothecaire) financiering, eveneens conform de beschikking van 2 september 2021, zodat ook om die reden het betoog van de man niet kan slagen.
on holdheeft gezet en heeft willen wachten tot de beslissing van de rechtbank van 1 december 2021, waarna het financieringstraject weer in gang is gezet, hetgeen heeft geresulteerd in de e-mail van 5 januari 2022. Anders dan de man betoogt, kan uit de e-mail van 5 januari 2022 daarom niet worden afgeleid dat de vrouw eerder de financiering
nietrond had. Van een evidente misslag in de beschikking van 1 december 2021 is daarom geen sprake. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het feit dat de toedeling van de woning aan de vrouw langer heeft geduurd dan drie maanden (ten minste) voor een belangrijk deel te wijten is aan de houding van de man. Bij die stand van zaken kan de man de overschrijding van de termijn niet aan de vrouw tegenwerpen.