Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De feiten
2.8. Allianz heeft op 9 september 2018 Andriessen Expertise opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren om meer duidelijkheid over de toedracht van het incident te krijgen.
Onderdeel van dit onderzoek was het opnemen van verklaringen van de medewerkers van [gedaagde 1] . Videobeelden van de winkel, die betrekking zouden kunnen hebben op het incident, bleken niet bewaard te zijn.
“Samenvattend gaat het om een voorval waarbij betrokkene een doos van 1 à 2 kg op hoofd, nek en/of schouder heeft gekregen. Voor zover dat bekend is, waren er in de acute fase geen tekenen van een ernstig stomp schedeltrauma zoals bewustzijnsverandering of geheugenverlies.Op zeker moment stelt betrokkene zich onder behandeling van de neurologie vanwege hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid en cognitieve problemen. De neuroloog behandelt gericht medicamenteus. Mogelijk werd neuropsychologisch onderzoek afgesproken.Of het betreffende voorval verantwoordelijk kan zijn voor een hersenschudding in engere zin is de vraag. Onvoldoende blijkt dat betrokkene in de acute fase medische hulp zocht in verband met klachten als misselijkheid, geheugenverlies en bewustzijnsverandering. Zonder betreffende klachten kan niet gesproken worden van een hersenschudding. De neuroloog spreekt vaneen post concussion syndrome. De betreffende diagnose is niet met zekerheid aan de orde.”
3.Het geschil
I. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] jegens [eiser] op grond van onrechtmatige daad en Allianz jegens [eiser] op grond van artikel 7:954 Burgerlijk Wetboek (BW), ieder hoofdelijk, tot vergoeding van de door [eiser] geleden en nog te lijden schade gehouden zijn, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die het gevolg is van het ongeval van 26 juni 2018 waarbij [eiser] in de winkel van [gedaagde 1] een doos op zijn hoofd heeft gekregen;
II. [gedaagde 1] en Allianz veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de verdere schade te vergoeden die [eiser] heeft geleden door het ongeval van 26 juni 2018, een en ander weergegeven in de dagvaarding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. [gedaagde 1] en Allianz veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
4.De beoordeling
De rechtbank zal tot de conclusie komen dat zij deze vraag op dit moment nog niet kan beantwoorden. Hieronder volgt de uitleg waarom dat zo is.
b. twee werknemers waren op dat moment (in de demoruimte) dozen aan het
verplaatsen vanaf de begane grond naar de eerste verdieping/de vide;
b. één werknemer stond boven en één werknemer stond beneden;
c. één doos werd niet goed gegooid of gevangen;
d. de doos viel naar beneden en raakte (de bovenkant van) het lichaam van [eiser] ;
e. de plek in de winkel waar de medewerkers aan het gooien waren, was niet afgezet
met bijvoorbeeld een lint en er waren ook geen andere waarschuwingstekens.
Causaal verband
4.18. Uit het hiervoor onder 2.8 vermelde expertiserapport volgt dat twee
(oud-)werknemers van [gedaagde 1] als getuige verklaren dat de doos niet op het hoofd, maar op de linker schouder, nek of rug van [eiser] terecht is gekomen.
“Patient states he was in Amsterdam about 1 week ago visiting issue factory. While a factory, a box fell on his head. He did not lose consciousness. He initially felt okay but as the days go on he developed a slow onset global headache. He says the box also hit the right side of his neck and right shoulder and he has been having right neck pain as well.(..)”4.20. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] (via de videoverbinding) desgevraagd toegelicht en met zijn handen laten zien dat de doos op de bovenkant van zijn nek en de onderkant van zijn hoofd landde.
(oud-)medewerkers van [gedaagde 1] die bij het incident betrokken waren, bij de plaatsopneming aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk is, verzoekt de rechtbank betrokkenen met het oog op de plaatsopneming de advocaten zo volledig mogelijk te instrueren over hoe het incident heeft plaatsgevonden.
5.De beslissing
16 maart 2022voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
april tot en met juli 2022, waarna dag en uur van de plaatsopneming zal worden bepaald,