ECLI:NL:RBNHO:2022:2154

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
8200795 \ CV EXPL 19-18585
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de Turkse luchtvaartmaatschappij Turk Havayollari A.O. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 19 juli 2018. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Istanbul en aansluitend naar Kayseri. Door een vertraging van meer dan drie uur bij de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en vorderen zij compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, wat hen recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een nieuw slot dat door de luchtverkeersleiding was opgelegd, wat volgens de vervoerder een buitengewone omstandigheid oplevert.

De kantonrechter oordeelde dat het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding inderdaad kan worden gezien als een buitengewone omstandigheid. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet konden aantonen dat de vervoerder onvoldoende reservetijd had ingecalculeerd. Daarom werd de vordering van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8200795 \ CV EXPL 19-18585
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eiseressen
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Istanbul/Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. van de Langemheen

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Istanbul (Turkije) op 19 juli 2018 met vluchtnummer TK1952 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Istanbul naar Kayseri Erkilet Airport (Turkije) met vluchtnummer TK2020.
2.2.
De geplande vertrektijd van de vlucht was 11:10 uur lokale tijd en de geplande aankomsttijd te Istanbul was om 15:40 uur lokale tijd. De aansluitende vlucht naar Kayseri Erkilet Airport vertrok om 17:15 uur lokale tijd.
2.3.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist. Ze zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De passagiers zijn daar met een vertraging van 3 uur of meer aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers stellen in de dagvaarding dat zij een vlucht hebben geboekt van Istanbul naar Amsterdam met vluchtnummer TK2020 met een geplande vertrektijd van 17:15 uur en een geplande aankomsttijd van 18:40 uur. Volgens de vervoerder hadden de passagiers echter het vervoer geboekt zoals hierboven onder 2.1 en 2.2. weergegeven. De passagiers hebben dit niet weersproken en dit volgt ook uit de boekingsgegevens die bij de dagvaarding zijn overgelegd, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen. Vast staat voorts dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en voert daartoe het volgende aan. De vlucht had op tijd de deuren gesloten en was klaar voor vertrek. Gedurende de ochtend van 19 juli 2018 kreeg de vervoerder meerdere slotberichten van Eurocontrol waarin de vertrektijd van de vlucht telkens werd uitgesteld, uiteindelijk tot 10:48 uur GMT (12:48 uur lokale tijd). Bij de slotberichten is REGCAUSE CE81 vermeld, hetgeen staat voor “Capacity En-route”, waarbij de code 81 volgens de vervoerder staat voor “Air Traffic Flow Management Restrictions due to ATC en-route demand/capacity”. Hierdoor is de vlucht volgens de vervoerder 1 uur en 31 minuten later dan gepland uit Amsterdam vertrokken.
4.4.
De passagiers hebben niet betwist dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd aan de vlucht vanwege de door de vervoerder toegelichte vertragingscode. De kantonrechter overweegt dat het opleggen van een nieuwe ‘slot’ kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Een nieuw slot is, anders dan de passagiers stellen, niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht of dat hij het aan zichzelf te wijten had dat aan de vlucht een later ‘slot’ is opgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn daarom in dit geval de nieuwe slottijden die zijn opgelegd aan de vlucht aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheid. Niet in geschil is immers dat de vertraagde uitvoering van de vlucht het voor de passagiers onmogelijk heeft gemaakt om de aansluitende vlucht naar Kayseri Erkilet Airport te halen.
4.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hadden tussen de twee aansluitende vluchten 95 minuten overstaptijd gepland. Onduidelijk is gebleven hoe laat de vlucht te Istanbul is aangekomen, wat in dit geval de minimale overstaptijd was en voorts hoeveel reservetijd de vervoerder bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van deze vluchten. Gesteld noch gebleken is echter dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist doordat de vervoerder onvoldoende reservetijd in acht heeft genomen.
4.7.
De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt op het eerste alternatief en de passagiers hebben dit niet weersproken. Niet valt in te zien welke andere maatregelen de vervoerder had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter