Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[passagier sub 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht HV6062 van Barcelona naar Rotterdam op 10 december 2017. De passagiers vorderden compensatie van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vervoerder, Transavia, verweerde zich door te stellen dat de passagiers hun vorderingsrecht hadden gecedeerd aan AirHelp, waardoor zij niet-ontvankelijk waren in hun vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers het cessieformulier van AirHelp hebben ondertekend. Hierdoor zijn de passagiers niet langer bevoegd om zelf over hun vorderingsrecht te beschikken. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de vervoerder slaagde en verklaarde de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering.
De proceskosten werden voor rekening van de passagiers gesteld, en de kantonrechter ging voorbij aan het verzoek van de vervoerder om een integrale proceskostenveroordeling, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De beslissing werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 9 maart 2022.