ECLI:NL:RBNHO:2022:2182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
6330585
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Delta Air Lines Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar McCarran International Airport op 25 november 2015. De passagier claimde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier arriveerde meer dan drie uur later op zijn eindbestemming, wat hem recht gaf op compensatie van € 600,00.

De vervoerder, Delta Air Lines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en het lossen van bagage van 'no-show' passagiers. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de voorwaarden waaronder zij niet aansprakelijk zijn voor compensatie bij vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6330585 \ CV EXPL 17-8449
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier] ,wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en M.A.P. Duinkerke van EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delaware Corporation (Verenigde Staten van Amerika) Delta Air Lines Inc
statutair gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten, en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 16 juni 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via St. Paul International Airport (Verenigde Staten) naar McCarran International Airport (Verenigde Staten) op 25 november 2015.
2.2.
De passagier zou op 25 november 2015 om 10:35 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vertrekken en op 25 november 2015 om 12:49 uur (lokale tijd) aankomen op St. Paul International Airport. Vanuit daar zou de passagier met vlucht DL 2051 op 25 november 2015 om 14:15 uur (lokale tijd) verder vliegen naar McCarran International Airport om daar op 25 november 2015 om 15:42 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar St. Paul International Airport met vluchtnummer DL 161 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar McCarran International heeft gemist en is meer dan drie uur later op zijn eindbestemming aangekomen.
2.4.
EUclaim B.V heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 november 2015, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt door meerdere oorzaken, te weten het lossen van bagage van “no-shows” passagiers en slechte weersomstandigheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door meerdere oorzaken, te weten het lossen van bagage van “no-shows” passagiers, slechte weersomstandigheden tijdens de vlucht (harde wind), alsmede slechte weeromstandigheden op de luchthaven van St. Paul International Airport waardoor het toestel niet direct kon landen. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.
Allereerst heeft de vervoerder aangevoerd dat de vlucht met een vertrekvertraging van 8 is aangevangen als gevolg van het lossen van bagage van “no-shows” passagiers. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat nadat de vertrekprocedure voor de vlucht was uitgevoerd, één of meerdere passagiers ‘vermist’ bleken te zijn. Er was sprake van “no-shows”. Deze passagier(s) had(den) in totaal vier stuks bagage ingecheckt. Op grond van internationale, Europese en nationale regelgeving is de vervoerder verplicht om de bagage van “no-shows” passagiers te lossen. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder met het vluchtrapport en de toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat sprake is geweest van “no-shows” waardoor de vlucht is vertraagd. De kantonrechter oordeelt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van passagiers die niet zijn ingestapt, van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit is ook niet door de passagier betwist. Aldus was sprake van een buitengewone omstandigheid, als gevolg waarvan 8 minuten vertraging is ontstaan.
5.5.
Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden tijdens de vlucht, te weten harde wind. Als gevolg van deze slechte weersomstandigheden kreeg het toestel door de luchtverkeersleiding een andere route opgelegd (
re-route). De boordcomputer heeft om 11:08 UTC de nieuwe verwachte aankomsttijd berekend. De nieuwe aankomsttijd was 19:27 UTC. De toewijzing van een andere route heeft een vertraging van 30 minuten veroorzaakt. De vervoerder voert aan dat het voornoemde een buitengewone omstandigheid oplevert. Daarbij heeft de vervoerder aangegeven dat bij het opstellen van de planning rekening wordt gehouden met de windpatronen. De gemiddelde windsnelheid in de maand november in 2014, 2015 en 2016 was 18.8 knopen. Op 25 november 2015 was sprake van een windsnelheid van 39 knopen. De wind was 20.2 knopen sterker dan gemiddeld. Dit was zodoende niet te voorzien, aldus de vervoerder. De luchtverkeersleiding heeft het toestel vanwege de voorgenoemde harde wind een andere route toegewezen, hetgeen blijkt uit de Aircraft Communications Addressing and Reporting System (productie 3 bij conclusie van antwoord). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder, anders dan de passagier stelt, met de overgelegde productie en zijn toelichting daarop voldoende onderbouwd dat het toestel op 25 november 2015 te maken had met onverwachte sterke tegenwind boven de Atlantische Oceaan.
5.6.
Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij, anders dan de passagier stelt, geen METAR gegevens kan overleggen, omdat deze slechts worden afgegeven voor de weersomstandigheden op de luchthaven. De vervoerder heeft eveneens voldoende uitgelegd dat in onderhavig geval, anders dan passagier stelt, geen NMOC-besluit kan worden overgelegd daar het NMOC een onderdeel is van Eurocontrol. Eurocontrol is niet verantwoordelijk voor het luchtruim boven de Atlantische oceaan. Met andere woorden Eurocontrol heeft de vlucht niet omgeleid. Naar oordeel van de kantonrechter is, anders dan de passagier stelt, een andere opgelegde route
(re-route)als gevolg van slechte weersomstandigheden, harde wind, aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening. De hierdoor ontstane vertraging van 30 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De passagier stelt dat het weer (de harde wind), gelet op de tijd van het jaar, niet verrassend is daar dit is aangekondigd in zogenoemde TAF-berichten. Derhalve zou sprake zijn van weersomstandigheden die vaak voorkomen en daarmee niet buitengewoon dan wel uitzonderlijk zijn. De vervoerder heeft het voorgaande gemotiveerd weersproken. De TAF-berichten zien niet op de weersomstandigheden op de route, maar op de verwachte weersomstandigheden op een vliegveld en worden kort voor vertrek afgegeven. De vervoerder kan hier bij de vluchtplanning maanden voorafgaand aan de vlucht geen rekening houden. TAF staat voor
Terminal Aerodrome Forecast. De vervoerder heeft zodoende de harde wind niet kunnen voorzien, aldus de vervoerder.
5.8.
Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden op de luchthaven St. Paul International Airport. Ten tijde van de geplande aankomsttijd van de vlucht was sprake van slechte weersomstandigheden, te weten een draaiende wind met wisselend windstoten. Als gevolg van deze weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding besloten dat er meer afstand tussen de opvolgende toestellen moesten worden aangehouden. Hierdoor kon het toestel niet direct landen waardoor een vertraging van 22 minuten is opgetreden. Daarbij heeft de vervoerder aangegeven dat het verticale zicht werd beperkt door laaghangende wolken. Ter onderbouwing heeft de vervoerder de METAR-gegevens overgelegd waaruit het voorgaande blijkt. Naar oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder weliswaar summier, maar voldoende onderbouwd dat op de eindbestemming sprake was van slechte weersomstandigheden waardoor de vlucht niet direct kon landen. Daarbij geldt de vervoerder aanwijzingen van de luchtverkeersleiding op moet volgen. Door de passagier is niet betwist dat het toestel vanwege slechte weersomstandigheden niet mocht landen. Het niet direct landen als gevolg van slechte weersomstandigheden is dan ook, eveneens, naar oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid, als gevolg waarvan een vertraging van 19 minuten is ontstaan.
5.9.
De passagier stelt nog dat de vertraging als gevolg van slechte weersomstandigheden niet heeft geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hem niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar McCarran International Airport gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.10.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft toegelicht dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 1 uur en 15 minuten gepland. De passagier is met een aankomstvertraging van 60 minuten aangekomen op St. Paul International Airport. De passagier kon als gevolg van deze vertraging de overstap niet halen. Om die reden heeft de vervoerder de passagier omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief waarop plaats voor hem was. De passagier stelt dat hij met een omboeking naar vlucht SY 105 eerder op de eindbestemming zou zijn aangekomen, maar laat na aan te tonen dat op deze vlucht nog plek voor hem beschikbaar was. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komt voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komt voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter