ECLI:NL:RBNHO:2022:2203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
7944128 \ CV EXPL 19-10934
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door schemawijziging

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie na een annulering van hun vlucht van N. Kazantzakis Airport naar Amsterdam-Schiphol op 6 september 2017. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers minder dan vier uur later dan gepland waren aangekomen, en dat zij tijdig op de hoogte waren gesteld van de schemawijziging. De kantonrechter oordeelde dat de vlucht meer dan drie uur later was uitgevoerd dan oorspronkelijk gepland, wat volgens de Verordening als annulering wordt beschouwd. De vervoerder kon niet aantonen dat de passagiers tijdig waren geïnformeerd over de annulering, waardoor de vordering van de passagiers werd toegewezen. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 945,20, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7944128 \ CV EXPL 19-10934
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
statutair gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. S.G. Basarat

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 maart 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven en tevens om een mondelinge behandeling heeft verzocht. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.
1.3.
De vervoerder heeft per e-mail van 23 februari 2022 aangegeven dat hij afziet van het verzoek tot het houden van een mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van N. Kazantzakis Airport (Griekenland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 6 september 2017 met vlucht CND 312, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht zou om 19:55 uur (lokale tijd) vanuit N. Kazantzakis Airport vertrekken en om 23:10 uur (lokale tijd) aankomen op Amsterdam-Schiphol Airport. Er heeft echter een schemawijziging plaatsgevonden waardoor de vlucht om 23:30 uur (lokale tijd) is vertrokken vanuit N. Kazantzakis Airport en om 02:45 uur (lokale tijd) is aangekomen op Amsterdam-Schiphol Airport.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat een schemawijziging heeft plaatsgevonden en dat de passagiers minder dan vier uur later dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Bovendien zijn de passagiers door Vakantiediscounter zeven dagen voor de geplande vertrektijd, door middel van toezending van de nieuwe tickets, op de hoogte gesteld van voornoemde schemawijziging. Overeenkomstig artikel 5 lid 1 sub c ii van de Verordening bestaat er dan geen recht op compensatie, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat het schema van de vlucht is gewijzigd en dat de vlucht als gevolg daarvan meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland is uitgevoerd. De vervoerder doet een beroep op de analoge toepassing artikel 5 lid 1 sub c onder ii van de Verordening. De kantonrechter overweegt dienaangaande als volgt. Volgens het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-395/20) moeten artikel 2 onder I en artikel 5 lid 1 van de Verordening aldus worden uitgelegd dat een vlucht niet wordt geacht te zijn geannuleerd in de zin van voornoemde bepalingen wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de vertrektijd van deze vlucht met minder dan drie uur uitstelt, zonder de vlucht anderszins te wijzigen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat wanneer een vlucht meer dan drie uur wordt uitgesteld, wel sprake is van een annulering in de zin van artikel 2 onder I en artikel 5 lid 1 van de Verordening. In onderhavig geval heeft een schemawijziging plaatsgevonden waardoor de vlucht uiteindelijk op 6 september 2017 om 23:30 uur (lokale tijd), meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland, is vertrokken en op 7 september 2017 om 02:45 uur (lokale tijd) aangekomen is op Schiphol-Airport. Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op hetgeen in voorgenoemd arrest is overwogen, in onderhavig geval dan ook sprake van een annulering in de zin van artikel 2 onder I en artikel 5 lid 1 van de Verordening nu de vlucht door de schemawijziging meer dan drie uur later is uitgevoerd. De kantonrechter gaat dan ook bij de beoordeling of de vervoerder compensatie verschuldigd is in de zin van de Verordening uit van annulering.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op grond van artikel 5 lid 1 sub ii van de Verordening geen recht op compensatie bestaat nu de passagiers minder dan vier uur later dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers, via VakantieDiscounter, op 30 augustus 2017 op de hoogte zijn gesteld van deze wijziging, hetgeen door de passagiers wordt betwist. De passagiers stellen zich op het standpunt dat de vervoerder heeft nagelaten om te bewijzen naar welk e-mailadres de nieuwe vliegtickets zijn gestuurd. Ook wordt het daadwerkelijke bericht dat naar de passagiers zou zijn gestuurd niet overgelegd, aldus de passagiers. De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 5 lid 4 van de Verordening de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagiers en het tijdstip waarop dat is geschied, bij de vervoerder ligt. Een dergelijke uitlegging geldt niet alleen wanneer de vervoersovereenkomst rechtstreeks tussen de betrokken passagiers en de luchtvaartmaatschappij is gesloten, maar ook wanneer die overeenkomst is gesloten via een derde, zoals in onderhavige kwestie met Vakantiediscounter (arrest van het Hof van 11 mei 2017, C‑302/16 en het arrest van het Hof van 21 december 2021, C‑263/20). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder niet voldoende aangetoond dat hij de annulering van de vlucht tijdig aan de passagiers kenbaar heeft gemaakt. Uit de overgelegde producties kan namelijk niet worden opgemaakt of en naar welk e-mailadres de nieuwe vliegtickets zijn gestuurd. Evenmin is gebleken of dit de e-mailadressen van de passagiers zijn. Een enkele mededeling van de vervoerder dat de tickets op 30 augustus 2018 (de kantonrechter begrijpt 30 augustus 2017) uit het systeem zijn gegaan is onvoldoende. Het is dan ook niet vast komen te staan dat het bericht de passagiers daadwerkelijk heeft bereikt dan wel dat het e-mailbericht daadwerkelijk verzonden is. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden toegewezen.
5.3.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.4.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 145,20 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken is dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 945,20 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 6 september 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter