Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[passagier sub 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/ CAPACITY, standard demand/ capacity problems” als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van acht minuten is uitgevoerd. Voldoende is gebleken dat de restrictie van het luchtverkeersbeheer specifiek gericht was aan vlucht LH 2302. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De vervoerder is altijd verplicht een CTOT op te volgen. Een CTOT is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met een vertrekvertraging van acht minuten is uitgevoerd, is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
“RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS.”Door deze restrictie werd de vlucht met tien minuten vertraagd uitgevoerd, aldus de vervoerder. Uiteindelijk kon de vlucht om 11:29 uur (lokale tijd) worden uitgevoerd, met een vertrekvertraging van 29 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de oplegde slotrestrictie wegens vertragingscode 82 als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. Een vertrekvertraging voor de duur van 18 minuten wegens vertragingscodes 93 en 81 is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
6.De beslissing
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 374;00.