ECLI:NL:RBNHO:2022:230

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/15/323597 / KG RK 21-673
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigeren van beslagverlof na eerder verleend voorlopig verlof in een echtscheidingskwestie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekster, aangeduid als [eiser], een verzoek indiende tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag op gelden die verweerder, aangeduid als [gedaagde], bij ABN AMRO Bank N.V. en LawPoint B.V. aanhoudt. Dit verzoek volgde op een eerder verleend voorlopig verlof op 27 december 2021, waarbij partijen waren gehoord op 6 januari 2022. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] de deugdelijkheid van het ingeroepen recht niet summierlijk had aangetoond. De voorzieningenrechter wees erop dat het verzoek van [eiser] in feite een poging was om de uitvoerbaarheid van een eerder vonnis van de kantonrechter te frustreren, wat leidde tot extra kritische beoordeling van de vordering. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen voldoende bewijs was dat [gedaagde] de volledige hypothecaire lasten van de voormalig echtelijke woning zou dragen, zoals [eiser] betoogde. De voorzieningenrechter herroept het eerder verleende verlof en weigert het verzoek van [eiser].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/323597 / KG RK 21-673
Beschikking van de voorzieningenrechter van 13 januari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
verzoekster,
advocaat mr. T.R. Dicke te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
verweerder,
advocaat mr. M.A. Stammes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 27 december 2021 met 7 producties;
  • de beschikking van 27 december 2021, waarin aan [eiser] voorlopig verlof is verleend om ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder de in randnummer 41 van het verzoekschrift aangeduide derden, en is bepaald dat, alvorens definitief te beslissen op het verzochte verlof, partijen over dit beslag zullen worden gehoord op 6 januari 2022 en het voorlopig verlof alleen mag worden gebruikt als het beslag tenminste drie dagen voor die datum wordt gelegd en aan [gedaagde] is overbetekend en de beschikking aan [gedaagde] en de derden moet worden meebetekend;
  • de door Verweerder op 5 januari 2022 in het geding gebrachte productie (zijnde de verzetdagvaarding van 13 april 2021, met de daarbij behorende 8 producties) en een korte toelichting daarop;
  • de mondelinge behandeling van 6 januari 2022, waarbij partijen zijn gehoord, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek van [eiser] strekt tot het (definitief) verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir derdenbeslag op alle gelden die [gedaagde] houdt bij ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam en op de gelden die LawPoint B.V. te Hoofddorp onder zich houdt voor [gedaagde]. [gedaagde] betoogt dat het voorlopig verleende verlof alsnog moet worden geweigerd.
2.2.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt vooropgesteld dat [eiser] verlof vraagt voor het leggen van beslag op (onder meer) het door haar op 24 november 2021 ten behoeve van [gedaagde] aan gerechtsdeurwaarder LawPoint B.V. betaalde bedrag van € 17.610,60, (te vermeerderen met rente en kosten), waartoe zij bij vonnis van 10 november 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank is veroordeeld. In feite beoogt [eiser] met het verzochte beslag dus de uitvoerbaarheid van het (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) vonnis van de kantonrechter te frustreren. Er is aldus sprake van een ‘verkapt eigen beslag’. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter extra kritisch moet kijken naar de deugdelijkheid van de vordering uit hoofde waarvan [eiser] verzoekt beslag te mogen leggen. Als die vordering deugdelijk zou zijn, had het immers voor de hand gelegen dat de kantonrechter daarmee rekening had gehouden in zijn vonnis.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] de deugdelijkheid van het door haar ingeroepen recht niet summierlijk heeft aangetoond. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.4.
[eiser] stelt dat tussen partijen in de echtscheidingsprocedure is overeengekomen dat [gedaagde] (ook na de echtscheiding) de volledige hypothecaire lasten van de voormalig echtelijke woning zou blijven betalen en dat [eiser] daarom afstand deed van een door [gedaagde] aan haar te betalen gebruiksvergoeding. Volgens [eiser] is de kantonrechter er in het vonnis van 10 november 2021 ten onrechte vanuit gegaan dat [gedaagde] niet de volledige hypothecaire lasten op zich had genomen, zodat zij onterecht is veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag. [gedaagde] betwist dat partijen hebben afgesproken dat hij de volledige hypothecaire lasten zou dragen.
2.5.
Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [eiser] naar een tussen partijen overeengekomen ‘
package deal’, die is opgenomen in het proces-verbaal van de op 21 december 2019 met gesloten deuren gehouden terechtzitting van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van deze rechtbank. Deze packagedeal houdt als volgt in:

pij fixeren waarde echtelijke woning op € 480.000
Overwaarde bij helfte, hypotheek eraf + met beleggingsdepots rekening houden
Kosten notaris voor rekening man
Eenmanszaak € 65.023 krijgt vrouw helft van, rekening houden met belastinglatentie
Girale saldi conform 2B verweerschrift
Geen verrekening € 147.000 dan wel 66.000
40.000 krijgt vrouw: is vordering
Partneralimentatie hoogte conform vv
Duurt 6 jaar te rekenen vanaf inschrijving echtscheidingsbeschikking
Niet-wijzigingsbeding afgesproken
Maar wanneer de vrouw gaat samenwonen eindigt recht op alimentatie wel (…)
Anders dan [eiser] betoogt is hieruit naar het oordeel van de voorzieningenrechte niet af te leiden dat is afgesproken dat [gedaagde] de volledige hypotheeklasten op zich zou nemen.
Dit blijkt niet uit de weergave van de afspraak. Ook op andere wijze is niet aannemelijk gemaakt dat partijen meer zijn overeengekomen dan uit de tekst valt af te leiden.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling voorgehouden hetgeen hiervoor is overwogen. [eiser] heeft daarop gereageerd met het betoog dat [gedaagde] in “alle berekeningen” die met het oog op de alimentatievaststelling zijn gemaakt ervan is uitgegaan dat hij draagplicht had voor de volledige hypotheeklasten.
2.7.
Ook dit betoog kan niet tot het door [eiser] gewenste resultaat leiden. Daarvoor is ten eerste redengevend dat [eiser] dat betoog tegenover de betwisting volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op haar weg gelegen om niet alleen inzichtelijk te maken op welke berekeningen zij zich in dit verband beroept en wat daaruit precies blijkt, maar ook om – al in het beslagrekest - uit te leggen wat de relatie is tussen die berekeningen en de alimentatievaststelling. Verder had moeten worden uitgelegd waarom van dit betoog geen spoor is te vinden in de overgelegde beslissingen. Dat het bij het hof niet in de overwegingen is te vinden zou verband kunnen houden met het feit dat die beschikking uit april 2020 dateert, en dat partijen toen nog uitgingen van toedeling van de woning aan [gedaagde]. Het zou kunnen dat er in die periode - waarin [gedaagde] de lasten ook betaalde - (ook) conceptberekeningen zijn gemaakt ten behoeve van de alimentatieberekening waarin is uitgegaan van het scenario dat hij de hypothecaire lasten tot aan de toescheiding zou dragen, temeer waar [eiser] niet heeft weersproken dat in het kader van de begroting van de alimentatie namens [gedaagde] destijds diverse conceptberekeningen zijn ingediend, gebaseerd op diverse scenario’s.
2.8.
Ook in het vonnis van de kantonrechter waarvan [eiser] de tenuitvoerlegging beoogt te verhinderen, is als gezegd geen spoor van dit betoog te vinden. Dat vonnis dateert van 10 november 2021, de mondelinge behandeling heeft op 11 oktober 2021 plaatsgevonden. Tegen die tijd had [eiser] haar argumentatie toch wel geactualiseerd kunnen hebben.
2.9.
Daar komt nog het volgende bij. Het is – zeker in de huidige woningmarkt - op basis van de gestelde alimentatieberekeningen, gemaakt in een periode waarin partijen koersten op toescheiding van de woning aan [gedaagde], een grote stap verder om aan te nemen dat ook – stilzwijgend - zou zijn overeengekomen dat [gedaagde] de hypotheeklasten volledig draagt wanneer die toescheiding niet doorgaat, en de woning tegen de actuele (in deze markt aanzienlijk hogere) marktwaarde wordt verkocht. Uit de ter zitting gedane mededelingen concludeert de voorzieningenrechter dat, waar partijen uitgingen van toescheiding aan [gedaagde] tegen € 480.000, de woning bij verkoop € 547.000 heeft opgebracht. Wanneer naar de zaak wordt gekeken vanuit het perspectief van de redelijkheid die partijen bij de afwikkeling van hun echtscheiding in acht moeten nemen - en dat lijkt de drijfveer achter de persistente opstelling van [eiser] te zijn - kan dit aspect niet buiten beschouwing blijven.
2.10.
Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter door [eiser] bepaald niet aannemelijk gemaakt dat de kantonrechter in het vonnis van 10 november 2021 een onterecht oordeel heeft gegeven. Van een in redelijkheid te eerbiedigen belang bij het verzochte beslag is dan ook geen sprake.
2.11.
Gelet op het voorgaande is het verzoek van [eiser] niet op de wet gegrond en zal het worden afgewezen. Het voorlopig verleende verlof zal daartoe alsnog worden geweigerd.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
herroept het op 27 december 2021 voorlopig verleende verlof om ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag te leggen onder de in randnummer 41 van het verzoekschrift van [eiser] aangeduide derden en bepaalt dat dit verlof alsnog wordt geweigerd;
3.2.
bepaalt, voor zover nodig, dat het met dit voorlopig verlof gelegde beslag moet worden beschouwd als een beslag waarvoor geen verlof is verleend.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: