ECLI:NL:RBNHO:2022:2385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/15/321579 / FA RK 21-5153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en wijziging zorgregeling in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw de echtscheiding heeft verzocht. De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd, omdat uit gesprekken met de minderjarige kinderen is gebleken dat zij het niet eens zijn met de zorgregeling in het ouderschapsplan. De moeder heeft haar verzoek met betrekking tot de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen gewijzigd naar aanleiding van het advies van de bijzondere curator. De rechtbank heeft de gewijzigde verzoeken toegewezen.

De procedure begon met een verzoekschrift van de vrouw, ingediend op 25 oktober 2021. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De minderjarige kinderen hebben hun mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechter op 14 januari 2022. De bijzondere curator heeft een verslag ingediend, dat is aangepast na de mondelinge behandeling op 10 maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding en de zorgregeling.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige 1] bij de man zal zijn en die van [de minderjarige 2] bij de vrouw. Tevens is bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de werkzaamheden van de bijzondere curator zijn beëindigd. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/321579 / FA RK 21-5153
Beschikking d.d. 18 maart 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E. Busch, gevestigd te Alkmaar,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 25 oktober 2021;
- het betekeningsexploot;
- de brief van de vrouw, ingekomen op 3 januari 2022;
- de beschikking van 14 januari 2022, waarbij [bijzondere curator] te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarigen;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 22 februari 2022.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.
1.3.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.
1.4.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben hun mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de kinderrechter op 14 januari 2022.
1.5.
Naar aanleiding van het gesprek met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is een bijzondere curator benoemd. Na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator is een mondelinge behandeling bepaald die heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. E. Busch, de man en de bijzondere curator, [bijzondere curator] . De vrouw is ten behoeve van de man opgetreden als tolk in de Engelse taal.
1.6.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de bijzondere curator het door haar op 22 februari 2022 ingediende verslag aangepast. Dit aangepaste verslag is bij de rechtbank ingekomen op 10 maart 2022.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] ). De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man is Amerikaans burger.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika ( [de minderjarige 1] ) en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Verenigde Staten van Amerika ( [de minderjarige 2] ).
2.3.
Scheiding
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.3.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.5.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. Gelet op het advies van de bijzondere curator zijn partijen in overleg gegaan met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Naar aanleiding van dit overleg en het verhandelde ter zitting hebben de vrouw en de man, met instemming van de bijzondere curator, overeenstemming bereikt over aanpassing van de inhoud van het ouderschapsplan. Die aanpassing houdt in dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij de man zal zijn en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 2] bij de vrouw zal zijn. Voorts is de in artikel 3.1 van het ouderschapsplan geformuleerde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt aangepast: [de minderjarige 1] verblijft bij de vrouw in de oneven weken van maandag uit school tot woensdagochtend naar school. [de minderjarige 2] verblijft om de week een week bij iedere ouder, waarbij zij in de even weken bij de vrouw verblijft, met als wisselmoment maandag uit school. De vakanties en feestdagen zullen ouders in onderling overleg bij helfte verdelen.
Met inachtneming van voormelde aanpassing zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
2.4.
Verblijfplaats
2.4.1.
De vrouw heeft, na wijziging van het verzoek ter zitting, verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij de man zal zijn en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 2] bij haar zal zijn.
2.4.2.
Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van hun hoofdverblijfplaats.
2.4.3.
De rechtbank zal het gewijzigde verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich daartegen verzet.
2.5.
Woning
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht om het huurrecht van de woning aan de man toe te kennen.
2.5.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.5.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.5.4.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het huurrecht van de woning als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt, met inachtneming van de hierboven onder 2.3.5. weergegeven aanpassing, dat het aangehechte, door de vrouw op 2 december 2021 en door de man op 3 december 2021 ondertekende, ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.3.
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
3.4.
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige 2] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
3.5.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.6.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en het huurrecht van de woning uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.M. Bergen op 18 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.