ECLI:NL:RBNHO:2022:2463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
9623869
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging ontslagbesluit en verwijzing naar rechtbank wegens statutair bestuurderschap

In deze zaak heeft de verzoeker, een statutair bestuurder van een besloten vennootschap, verzocht om vernietiging van een vennootschapsrechtelijk en arbeidsrechtelijk ontslagbesluit. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om het verzoek te behandelen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Haarlem, team Handel en Insolventie. De kantonrechter oordeelde dat de rechtbank bevoegd is op grond van artikel 2:241 BW, omdat de verzoeker statutair bestuurder is. De verzoeker had op 4 januari 2022 een verzoek ingediend om het ontslagbesluit te vernietigen, alsook om een billijke vergoeding en transitievergoeding. De verweerder, een besloten vennootschap, heeft een verweerschrift ingediend en tijdens de zitting op 31 januari 2022 is het verzoek van de verzoeker gezamenlijk behandeld met een ontbindingsverzoek van de verweerder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op basis van de oprichtingsakte en inschrijving in het handelsregister als statutair bestuurder is benoemd, en dat hij deze benoeming heeft aanvaard door zijn gedragingen en erkenning tijdens de zitting. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet kan aantonen dat hij geen statutair bestuurder is geweest, en heeft daarom de zaak verwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 9623869 \ AO VERZ 22-4
Uitspraakdatum: 31 januari 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. J.L.F. van der Kamp
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder]
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. G.A. Tsiris
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het heeft verzoeker onder andere verzocht om een (vennootschapsrechtelijk en arbeidsrechtelijk) ontslag te vernietigen. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard van het verzoek kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank Haarlem, team Handel en Insolventie. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat verzoeker statutair bestuurder is, zodat op grond van artikel 2:241 BW de rechtbank bevoegd is om over de zaak te oordelen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 4 januari 2022 een verzoek gedaan, primair om het (vennootschapsrechtelijke) ontslagbesluit te vernietigen, subsidiair om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en meer subsidiair om [verzoeker] ten laste van [verweerder] een billijke vergoeding en transitievergoeding toe te kennen. [verzoeker] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 31 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden, waaraan [naam] van [verweerder] via Teams heeft deelgenomen. Tijdens deze zitting is het verzoek van [verzoeker] gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met het door [verweerder] bij team Handel en Insolventie ingediende voorwaardelijk ontbindingsverzoek van 23 december 2021 (zaaknummer C/15/323621 HA RK 21-245). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] en [verweerder] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verweerder] bij brief van 7 januari 2022 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verweerder] is een onderneming die zich wereldwijd toelegt op dienstverlening op het gebied van transport, luchtvracht en tijd kritische logistiek. De enig aandeelhouder van [verweerder] is [aandeelhouder] , gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika.
2.2.
[verweerder] is bij notariële akte van 16 juni 2020 opgericht door [aandeelhouder] Notaris [notaris] trad daarbij op als gevolmachtigde van [aandeelhouder] . Aan het slot van de akte staat dat [aandeelhouder] en [verzoeker] tot de bestuurders van [verweerder] worden benoemd.
2.3.
[verzoeker] is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij [verweerder] als Managing Director op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsomvang van 40 uur per week. Laatstelijk ontving hij loon van € 14.166,- bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.
2.4.
Op een door [verweerder] overgelegd uittreksel KvK van 15 februari 2021 staat dat [verzoeker] en [aandeelhouder] sinds 16 juni 2020 zijn ingeschreven als bestuurders van [verweerder] (titel ‘Algemeen Directeur’) en dat beide bestuurders ‘alleen/zelfstandig’ bevoegd zijn.
2.5.
Op 3 september 2021 heeft [verzoeker] uit hoofde van zijn functie van ‘Director’ aan het accountantskantoor van [verweerder] geschreven: ‘
In relation to your responsibility for the financial statements 2020 of [verweerder] we confirm to the best of our knowledge and belief the following:
We acknowledge our responsibility for the preparation of the financial statements in accordance with Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code.
We have provided you with access to all information and supporting documentation and all minutes of the General Meetings, Supervisory Board and the Board of Directors. (…)’
2.6.
Op 27 oktober 2021 heeft de aandeelhouder van [verweerder] tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders [verzoeker] ontslagen als statutair bestuurder en de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] per 1 december 2021 opgezegd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat van een rechtsgeldig (vennootschapsrechtelijk en arbeidsrechtelijk) ontslag geen sprake is, onder meer omdat hij geen statutair bestuurder is.
2.7.
[verzoeker] heeft een bericht overgelegd van [voormalig cfo] , voormalig CFO van [verweerder] , waarin staat: ‘
I agree that your employment contract covers this but I don’t recall a board vote on the matter. But It may have happened in the Board executive session which I was not a part of.’

3.De gronden van de beslissing

3.1.
[verweerder] heeft aangevoerd dat op grond van artikel 2:241 BW niet de kantonrechter, maar de rechtbank team Handel bevoegd is van dit verzoek kennis te nemen, omdat [verzoeker] statutair bestuurder is (geweest). Dit verweer slaagt naar het oordeel van de kantonrechter. Daartoe is het volgende redengevend.
3.2.
Om het statutair bestuurderschap te kunnen aannemen, moet aan twee voorwaarden zijn voldaan: (i) er moet een geldig benoemingsbesluit zijn en (ii) de bestuurder moet de benoeming tot statutair bestuurder (expliciet danwel impliciet) hebben aanvaard. Artikel 2:242 BW bepaalt dat bij de oprichting van de vennootschap de eerste bestuurders bij akte van oprichting worden benoemd en dat latere bestuurders in beginsel steeds benoemd worden door de algemene vergadering. Voor een benoemingsbesluit gelden geen vormvereisten, waardoor het (tenzij de statuten iets anders bepalen) niet schriftelijk hoeft te worden genomen. Als een schriftelijk benoemingsbesluit ontbreekt, ligt het op de weg van de werkgever om aan te tonen dat een dergelijk besluit is genomen. Dat laatste kan een werkgever doen door concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waardoor voldoende aannemelijk wordt dat een benoemingsbesluit is genomen, zoals e-mails waaruit dit blijkt, de inschrijving in het handelsregister als bestuurder en het feit dat de bestuurder zich als bestuurder heeft gedragen.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat door de benoeming van [verzoeker] als statutair bestuurder in de notariële akte van oprichting (r.o. 2.2.) aan de eerste voorwaarde (i) is voldaan. Hieruit blijkt immers dat de enig aandeelhouder van [verweerder] ( [aandeelhouder] ) [verzoeker] tot statutair bestuurder heeft benoemd. Dat wordt bevestigd door de inschrijving van [verzoeker] als statutair bestuurder in het Handelsregister (welke inschrijving namens de enig aandeelhouder is gerealiseerd door de notaris). Dat de inschrijving door de notaris en niet door [verzoeker] zelf is gedaan, en dat [verzoeker] niet bij de notaris aanwezig was toen de oprichtingsakte werd opgesteld, doet hieraan niet af. Datzelfde geldt voor de verklaring van de voormalig CFO (r.o. 2.7). Dat de CFO niet bekend is met een benoemingsbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders laat de benoeming van [verzoeker] bij akte van oprichting immers onverlet.
3.4.
Dat [verzoeker] de benoeming ook heeft aanvaard (voorwaarde (ii)), leidt de kantonrechter af de volgende feiten en omstandigheden.
Allereerst heeft [verzoeker] (ter zitting) erkend dat hij een door hem ondertekende handtekeningenkaart (‘
Personal Data Card voor registratiedoeleinden bij de Kamer van Koophandel’) aan de notaris heeft afgegeven, waarna hij een uitdraai van de KvK inschrijving heeft ontvangen waarop hij als statutair bestuurder (alleen/zelfstandig bevoegd) stond vermeld (r.o. 2.4). De kantonrechter leidt hieruit af dat [verzoeker] met zijn inschrijving als statutair bestuurder bekend was. Dat hij niet wist dat hij als bestuurder werd ingeschreven en dat hij de uitdraai KvK destijds niet heeft bekeken, vindt de kantonrechter niet aannemelijk en doet aan het voorgaande ook niet af.
Verder is van belang dat [verzoeker] zich tijdens zijn dienstverband als statutair bestuurder heeft gedragen. Hij had immers de feitelijke leiding over de vennootschap, hij ging namens de vennootschap contractuele verplichtingen aan (sluiten arbeidsovereenkomsten, inhuur zelfstandigen, afsluiten verzekeringen) en hij verklaarde namens de vennootschap over de financiële situatie voor het opmaken van de jaarrekening (r.o. 2.5). Dat deze werkzaamheden ook door een titulair directeur verricht kunnen worden mag zo zijn, maar dat ligt – vanwege zijn inschrijving als statutair bestuurder bij het Handelsregister – niet voor de hand.
Verder heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat [verzoeker] de verklaring van de HR-functionaris ( [HR functionaris] ) ter zitting, dat voor (en door) [verzoeker] een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering is afgesloten, onvoldoende heeft betwist. Tot slot past ook het beloningspakket van [verzoeker] (een salaris van ruim € 14.000,- bruto per maand exclusief emolumenten, een bonus en opties op aandelen) bij de positie van een statutair bestuurder.
3.5.
De door [verzoeker] genoemde omstandigheden, dat in de arbeidsovereenkomst geen vermelding van het statutair bestuurderschap is gemaakt, dat er geen directie-overeenkomst is en dat [verzoeker] nooit bij een aandeelhoudersvergadering aanwezig is geweest, leggen in het licht van het bovenstaande onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat [verzoeker] geen statutair bestuurder is/was.
3.6.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van [verzoeker] op grond van artikel 73 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) worden verwezen naar de rechtbank Haarlem, team Handel en Insolventie.
Proceskosten
3.7.
De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling overlaten aan de rechtbank. Partijen zijn na verwijzing (een verhoogd) griffierecht verschuldigd, waarvoor aan partijen een nota zal worden verzonden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Noord-Holland, team Handel en Insolventie, locatie Haarlem, ten behoeve van de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 om 13.00 uur;
4.2.
bepaalt dat [verzoeker] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
4.3.
bepaalt dat [verweerder] na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
4.4.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffie De kantonrechter