ECLI:NL:RBNHO:2022:2464
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring ontkenning vaderschap op basis van DNA-onderzoek en verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap. Verzoekster, geboren uit het huwelijk van de man en de moeder, heeft een verzoek ingediend om te verklaren dat de man, die inmiddels is overleden, niet haar biologische vader is. Dit verzoek is ingediend na het ontvangen van een e-mail van de heer [biologische vader], die zich als haar biologische vader heeft aangeduid, en na het uitvoeren van een DNA-test die een waarschijnlijkheid van 99,997% aangaf dat hij haar biologische vader is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, aangezien zij binnen de wettelijke termijn van artikel 1:200 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft gehandeld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de ontkenning van het vaderschap beoordeeld, waaronder de DNA-test en de verklaringen van de betrokken partijen. De rechtbank concludeert dat het DNA-onderzoek rechtsgeldig is en dat de man niet de biologische vader van verzoekster is. Hierdoor is het verzoek tot ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de ontkenning van het vaderschap gegrond is en heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente]. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.