ECLI:NL:RBNHO:2022:252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/15/322658 / JU RK 21-2185
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een kwetsbare minderjarige met autismespectrumstoornis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een kwetsbare jongen, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] accepteert de noodzakelijke hulpverlening en kan de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding dragen. De kinderrechter overweegt dat de jeugdhulpverlening onder zware druk staat en dat er een tekort is aan jeugdbeschermers. De GI kan haar energie beter steken in zaken die daadwerkelijk de betrokkenheid van een jeugdbeschermer vereisen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige], de zorg die nodig is om deze bedreiging weg te nemen door de moeder voldoende wordt geaccepteerd. Daarom wordt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de kwetsbaarheid van [de minderjarige], die gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. De ontwikkeling van [de minderjarige] staat stil en hij heeft geen onderwijs gevolgd. De kinderrechter is van mening dat de hulpverlening die in het verleden is ingezet, ook in het vrijwillig kader kan blijven doorlopen. De ouders worden aangemoedigd om te blijven meewerken aan de geboden hulpverlening, zodat [de minderjarige] zich verder kan ontwikkelen. De kinderrechter concludeert dat de moeder in staat is om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen, waardoor het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/322658 / JU RK 21-2185
Datum uitspraak: 4 januari 2022

Beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 november 2021, ingekomen bij de griffie op 25 november 2021.
Op 4 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- [jeugd- & gezinscoach] , jeugd- & gezinscoach, gehoord als informant.
[de minderjarige] is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
Bij beschikking van 24 december 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, tot 24 december 2020. De GI heeft per abuis niet tijdig een verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht, waarna de Raad voor de Kinderbescherming op 23 december 2020 een verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden heeft ingediend bij de rechtbank.
Bij beschikking van 12 januari 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 12 januari 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met een jaar,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter onderbouwing van het verzochte heeft de
GI – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
De hulpverlening is betrokken binnen het gezin. Vanuit de hulpverlening komen er verschillende signalen bij de GI binnen over de samenwerking met moeder en [de minderjarige] . Met de moeder wordt gewerkt aan een stuk psycho-educatie om haar op deze manier te leren hoe zij [de minderjarige] kan leren om zijn gevoel van angst en stress te reduceren. De hulpverlening geeft aan dat de moeder actief is in de samenwerking en alle adviezen ter harte neemt en hier ook actief mee aan de slag gaat.
Ook is er hulpverlening ingezet voor [de minderjarige] om samen met hem te werken aan zijn ontwikkeling. Dit traject verloopt moeizaam. De hulpverlening geeft aan dat zij niet in contact komt met [de minderjarige] , omdat hij niet in gesprek wil en dat hij, zodra de hulpverlening aanwezig is, op zijn kamer gaat zitten. Moeder laat hierin de regie bij [de minderjarige] , waardoor de hulpverlening stagneert. De GI wil het komende jaar werken aan meer inzicht krijgen in de stappen die [de minderjarige] maakt en op de situatie binnen het gezin. De GI is in samenwerking met de GGZ en vanuit hier zal een spv-er gaan starten bij de moeder. Zij zal met moeder in gesprek gaan en handvatten geven met betrekking tot de ASS van [de minderjarige] . De gezinsvoogd wil samen met de hulpverlening bekijken welk traject het beste aansluit bij [de minderjarige] . De GI vraagt daarom een verlenging voor een jaar.
Ter zitting heeft de vertegenwoordigster van de GI het verzoek als volgt aangevuld. De GI is van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling de komende periode wel zin zal hebben, maar vindt het ook lastig omdat het niet lukt om contact met [de minderjarige] te hebben. Forse druk leggen heeft bij [de minderjarige] geen zin. In de komende periode zal bekeken worden of de ingezette lijn het gewenste effect heeft gehad.

Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt van de moeder
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling niet ziet. Door de te grote stappen die zijn gezet, wil [de minderjarige] niet meer in gesprek met de hulpverlening. Inmiddels worden er weer kleine stapjes gezet.
De moeder wil in het vrijwillig kader blijven meewerken aan de geboden hulpverlening en is derhalve van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig is.
Het standpunt van de vader
De vader heeft niet het idee dan een verlenging van de ondertoezichtstelling goed zal zijn. Hij is wel van mening dat er hulpverlening aanwezig moet zijn. Dat hoeft niet per se via een ondertoezichtstelling, maar zou volgens de vader bijvoorbeeld ook via de gemeente kunnen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] een heel kwetsbare jongen is, die gediagnostiseerd is met een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. [de minderjarige] heeft geen onderwijs gevolgd, kan niet lezen en schrijven en momenteel is er ook geen sprake van dagbesteding of sociale contacten. Zijn ontwikkeling ligt op dit moment stil en zijn wereld is heel beperkt vanwege zijn angstklachten en stressgevoeligheid. Het is de kinderrechter zonder meer duidelijk dat er sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] .
Ter zitting is gebleken dat de nodige hulpverlening voor [de minderjarige] wordt ingezet en dat de moeder, zoals ook door de GI en de jeugd- & gezinscoach naar voren is gebracht, de hulpverlening aanvaardt en tips oppakt. De kinderrechter is ervan overtuigd dat de moeder en - aan de zijlijn - de vader in het belang van [de minderjarige] meewerken en ook zullen blijven meewerken aan de geboden hulpverlening, omdat zij wensen dat [de minderjarige] zich verder zal ontwikkelen. De kinderrechter stelt vast dat het van belang is om voorzichtig met [de minderjarige] om te gaan, omdat hij zich anders weer terugtrekt uit het contact. Het is hoopgevend dat de hulpverlening in het verleden wel ingang bij [de minderjarige] heeft gevonden. Gebleken is dat de hulpverlening die in contact was met zowel de moeder als [de minderjarige] , ook in het vrijwillig kader kan blijven doorlopen. De kinderrechter heeft er alle vertrouwen in dat in het vrijwillig kader alles ingezet zal worden wat in het belang is van de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de ouders hieraan zullen blijven meewerken.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat er weliswaar sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] , maar dat de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen dan wel te reduceren door de gezaghebbende moeder voldoende wordt geaccepteerd en dat zij daarom de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kwetsbare [de minderjarige] kan dragen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat, gelet op de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden, het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling moet worden afgewezen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de jeugdhulpverlening onder zware druk staat en dat er een enorm tekort is aan jeugdbeschermers. Er zijn zelfs GI’s die een opnamestop hebben afgekondigd. De GI kan haar energie beter steken in de zaken die daadwerkelijk de betrokkenheid van een jeugdbeschermer vereisen dan in deze zaak.

De beslissing

De kinderrechter:
- wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G. Tosun-Izci, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.