Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser 2],
[eiser 3],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis in incident van 23 juni 2021 en de daarin genoemde stukken,
- het tussenvonnis in incident van 1 september 2021 en de daarin genoemde stukken,
- de bij B7-formulier van 3 januari 2022 ingediende conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering eis (I) met productie 15 van de zijde van [eiser 2] c.s.,
- de bij B8-formulier van 5 januari 2022 ingediende productie 16 van de zijde van [eiser 2] c.s.,
- de bij B7-formulier van 5 januari 2022 ingediende akte vermeerdering eis (II) van de zijde van [eiser 2] c.s.,
- de mondelinge behandeling van 6 januari 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de ter zitting overgelegde productie van de zijde van [gedaagde 1] c.s. (‘de kwitantie’),
- de spreekaantekeningen van [eiser 2] c.s.,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde 1] c.s.
- de akte uitlating van 2 februari 2022 van de zijde van [gedaagde 1] c.s.
De rechtbank heeft – gelet op de bezwaren van [gedaagde 1] c.s. – ter zitting bepaald dat mr. Benjamins namens [gedaagde 1] c.s. - als verzocht - de gelegenheid zal krijgen om (op roldatum 2 februari 2022) middels een akte te reageren op de vermeerdering van eis (II) en productie 16 zijdens [eiser 2] c.s. De advocaat van [eiser 2] c.s. heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
2.De zaak in het kort
De rechtbank oordeelt verder dat niet gebleken is dat [eiser 2] c.s. de koopovereenkomst niet zijn nagekomen en/of [gedaagde 1] c.s. onjuist hebben geïnformeerd. [eiser 2] c.s. zijn dus geen geld verschuldigd aan [gedaagde 1] c.s. in verband met het restaurant.
3.De feiten
4.Het geschil
in conventie
primair:[gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot betaling van € 50.000,- aan [eiser 2] op grond van de schuldverklaring;
subsidiair:
schuldbekentenis;
c.s. te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente van € 2.973,98,- althans een door de rechtbank nader te bepalen bedrag, over het totaal gevorderde bedrag vanaf de vervaldag zijnde de eerste dag na het verlopen van de betalingstermijn;
5.De beoordeling
De rechtbank zal de geschilpunten hieronder per onderdeel bespreken.
2.228,00(2 punt × tarief € 1.114,00)
(pizza-)oven kapot waren. [gedaagde 1] heeft ter zitting aangegeven dat hij vlak na de overdracht contact met [eiser 2] heeft opgenomen over deze gebreken. Uit het overgelegde gespreksverslag blijkt dat daar vervolgens op 7 september 2019 over gesproken is.
[gedaagde 1] c.s. betwisten dat deze gebreken door hen – na de overdracht – veroorzaakt zijn. Het is ook zeer onaannemelijk dat de apparatuur binnen een dergelijke korte termijn na de levering kapot zou zijn gegaan. [eiser 2] c.s. hebben dus gebrekkige, niet functionerende apparatuur geleverd. [gedaagde 1] c.s. hebben voor een totaalbedrag van € 1.539,37 aan vervangende apparatuur moeten aanschaffen. [eiser 2] c.s. zijn gehouden de door [gedaagde 1] c.s. geleden schade te vergoeden.
ten tijde vande levering van restaurant [eiser 1]. Uit het betreffende gesprekverslag blijkt namelijk ook dat de kok van [eiser 2] c.s. verklaart dat de apparatuur naar behoren werkte ten tijde van de overdracht. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat op dit punt sprake is van een tekortkoming van [eiser 2] c.s. in de nakoming van de koopovereenkomst.
€ 1.114,00(1 punt × factor 1 × tarief € 1.114,00)