In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze 'Lot' vanwege een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Warschau, met een aansluitende vlucht naar Kiev op 24 maart 2019. Door de vertraging van de eerste vlucht miste de passagier haar aansluitende vlucht en werd zij omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee zij pas op 25 maart 2019 op haar eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet had aangetoond dat de aangeboden alternatieve vlucht een redelijke maatregel was. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de passagier zo snel mogelijk naar haar eindbestemming te vervoeren. De kantonrechter verwees naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd gesteld dat een alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk geplande vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vervoerder gehouden was tot betaling van de gevorderde compensatie van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente. Ook de proceskosten en nakosten werden toegewezen aan AirHelp, omdat de vervoerder ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.