ECLI:NL:RBNHO:2022:2558

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
9139610 \ CV EXPL 21-2302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze 'Lot' vanwege een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Warschau, met een aansluitende vlucht naar Kiev op 24 maart 2019. Door de vertraging van de eerste vlucht miste de passagier haar aansluitende vlucht en werd zij omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee zij pas op 25 maart 2019 op haar eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet had aangetoond dat de aangeboden alternatieve vlucht een redelijke maatregel was. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de passagier zo snel mogelijk naar haar eindbestemming te vervoeren. De kantonrechter verwees naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd gesteld dat een alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk geplande vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vervoerder gehouden was tot betaling van de gevorderde compensatie van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente. Ook de proceskosten en nakosten werden toegewezen aan AirHelp, omdat de vervoerder ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9139610 \ CV EXPL 21-2302
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van haar vestiging
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze "Lot"
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde A. Rotchimmel

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 12 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Warschau (Polen) met vlucht LO268 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Warschau naar Kiev (Oekraïne) op 24 maart 2019.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft hierdoor haar aansluitende vlucht gemist en is door de vervoerder naar een vervangende vlucht omgeboekt, waarmee de passagier op 25 maart 2019 op de eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Airhelp Limited. AirHelp Limited heeft het vermeende vorderingsrecht vervolgens gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
De gemachtigde van AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Voorts stelt de kantonrechter vast dat de conclusie van dupliek bij e-mail van 13 juli 2021 voor de rol van 14 juli 2021 en daarmee tijdig is ontvangen bij de griffie van de rechtbank. Voor zover AirHelp zich op het standpunt stelt dat de conclusie van dupliek te laat is ingediend en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten, volgt de kantonrechter dit standpunt dus niet.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is gearriveerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Echter, wat er ook zij van eventuele bijzondere omstandigheden, niet gebleken is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de passagier zo spoedig mogelijk naar haar eindbestemming te vervoeren. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Het Hof heeft in voormeld arrest van 11 juni 2020 onder andere overwogen: “De zorgvuldigheid die van deze luchtvaartmaatschappij wordt vereist om te kunnen worden vrijgesteld van haar verplichting tot compensatie, veronderstelt immers dat zij alle haar ter beschikking staande middelen aanwendt om ervoor te zorgen dat er bij de eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden een redelijk alternatief vervoer beschikbaar is”. AirHelp heeft gesteld dat de passagier is omgeboekt naar een vlucht (LO747) op de volgende dag, te weten 25 maart 2019 die gepland stond te landen om 22:55 uur. Dit terwijl er volgens AirHelp een andere vlucht beschikbaar was (W61567) die gepland stond om 14 uur eerder te landen, te weten om 08:55 uur. Hierop heeft de vervoerder enkel in algemene zin aangevoerd dat de vervangende vlucht de eerst beschikbare vlucht was, maar hij heeft niet de specifieke stelling van AirHelp met betrekking tot de beschikbaarheid van een eerdere vlucht betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van de vervoerder gelegen te onderbouwen dat de aangeboden alternatieve vlucht een redelijke maatregel is in de zin van het bovengenoemde arrest. Nu de vervoerder dit heeft nagelaten, is onvoldoende komen vast te staan dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om te kunnen worden vrijgesteld van zijn verplichting tot compensatie.
4.4.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 400,00 zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 150,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter