Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
(…) Alle kosten welke de schuldeiser moet maken ter uitoefening of ter handhaving van zijn rechten uit deze hoofde, komen voor rekening van de schuldenaar, en maken met het bedrag der geldlening één ondeelbare schuld.(…)
minder dan20% van zijn totale tijd in beslag hebben genomen. Dit betekent dat [eiseres] al meer in aftrek heeft gebracht dan nodig was. Tegen deze verklaring van Van Lingen is door [gedaagde] te weinig concreets ingebracht. Dat Van Lingen, zoals [gedaagde] opmerkt, in maart 2021 36 regels aan urenverantwoording schrijft betekent niet dat onnodige werkzaamheden zijn verricht en duidt er eerder op dat de urenverantwoording secuur en gedetailleerd is. Dat geldt ook voor de registratie van de werkzaamheden op 25 en 26 januari en 22 februari 2021. Dat daar op meerdere momenten wordt geregistreerd dat is gewerkt aan een brief aan cliënte, betekent niet dat het om meerdere brieven moet gaan. Dat niet alle correspondentie door [eiseres] is overgelegd wil niet zeggen dat de werkzaamheden niet verricht zijn. Bovendien heeft [gedaagde] zelf ter zitting aangevoerd dat de advocaat die voor hem bij dit traject betrokken was geen tijd heeft besteed aan werkzaamheden in verband met de verbroken relatie, hetgeen de stelling van [eiseres] dat het slechts om een klein deel van de werkzaamheden ging ondersteunt. De dubbele redelijkheidstoets is niet van toepassing aangezien de vordering is gebaseerd op de overeenkomst tussen partijen. Evenmin is er sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid, daarvoor had [gedaagde] met argumenten moeten komen die de onderhavige vordering tot nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar doen zijn. Dergelijke argumenten zijn niet aangevoerd. Voor matiging is daarom ook geen plaats, zeker niet nu het een renteloze geldlening betrof en [eiseres] aanzienlijke inspanningen heeft moeten (laten) verrichten om [gedaagde] tot betaling te bewegen.