Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 maart 2022, met producties 1-45;
- een bericht van 15 maart 2022 van mr. Klaassen voornoemd, met producties 1-4;
- een bericht van 15 maart 2022 van mr. Dijkstra voornoemd, met productie 46;
- een bericht van 16 maart 2022 van mr. Klaassen, met productie 5;
- een bericht van 16 maart 2022 van mr. Dijkstra, met een akte wijziging eis;
- een bericht van 16 maart 2022 van mr. Klaassen, waarin bezwaar is gemaakt tegen de eiswijziging en is verzocht om aanhouding van (de behandeling van) het kort geding;
- een bericht van 16 maart 2022 van mr. Dijkstra, waarin is aangegeven dat [eiser] niet akkoord gaat met een aanhouding;
- een bericht van 16 maart 2022 van de voorzieningenrechter, waarin is meegedeeld dat het
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022;
- de pleitaantekeningen van [eiser] ;
- de pleitaantekeningen van Stichting Ronduit.
2.De feiten
[lid 3] , [lid 4] , [lid 5] en [lid 6] (aspirant-lid).
1 januari 2022 tot 1 januari 2023.
20 december 2021 is aan [eiser] een keuze voorgelegd: 1) opnieuw onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst of 2) mediation en het ontwikkeltraject voortzetten.
“(…)Zaterdag 5 februari jl. heeft tussen u en de RvT opnieuw en voor het laatst een mediation bijeenkomst plaatsgevonden. Daarin is u een tweetal opties voorgelegd met een week bedenktijd. Gisteren heeft u schriftelijk laten weten de voorkeur te geven aan de optie waarmee de mediation per direct eindigt zonder dat er gezamenlijke afspraken zijn gemaakt. Tevens heeft u in het geplande overleg met de voorzitter van de RvT ter voorbereiding van de agenda voor de RvT-vergadering van maart aangegeven (leden van) de RvT niet te erkennen als legitiem en heeft u het overleg afgebroken. Naderhand is tot slot gebleken dat u brieven binnen de organisatie (aan o.a. GMR en directeuren) hebt verspreid (zonder ons hiervan in kennis te stellen) waarin u opnieuw zich negatief c.q. niet samenbindend/verstorend uitlaat over de RvT. Al deze feiten en omstandigheden leiden tot de vaststelling dat er inmiddels een definitieve en onomkeerbare vertrouwensbreuk bestaat tussen bestuur en toezicht van Ronduit, welke impasse ook niet meer kan worden overbrugd.(…)Gezien de actieve betrokkenheid en zorg van ook andere stakeholders bij de gerezen situatie, zien wij helaas geen andere mogelijkheid meer dan over te gaan tot onderzoek naar de mogelijkheden van eenzijdig ontslag. (…)
3.Het geschil
I. Stichting Ronduit veroordeelt om:
1. het schorsingsbesluit van 12 (de voorzieningenrechter begrijpt: 11) februari 2022 in te trekken;
2. [eiser] toe te laten tot zijn werkzaamheden bij Stichting Ronduit, hem de toegang te verlenen tot alle gebouwen en terreinen van Stichting Ronduit en tot de digitale werkomgeving;
3. [eiser] toe te staan dat hij zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid uitoefent en hem toe te staan om zijn taken als bestuurder uit te oefenen en er voor zorg te dragen dat hij als zodanig bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven waarbij uit het handelsregister blijkt dat hij vertegenwoordigingsbevoegd is;
4. binnen de organisatie van Stichting Ronduit aan ieder personeelslid van Stichting Ronduit een e-mail te zenden met de inhoud: “
De Raad van Toezicht heeft de heer [eiser] niet rechtsgeldig geschorst en ontslagen als bestuurder van de Stichting Ronduit. De heer [eiser] zal weer als statutair bestuurder aan het werk gaan.”
een en ander op straffe van een dwangsom;
II. het ontslagbesluit van 14 maart 2022 te schorsen, totdat er in een (binnen twee maanden na 14 maart 2022 aanhangig gemaakte) bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van het genomen ontslagbesluit bij eindvonnis is beslist;
III. aan [eiser] het salaris van € 9.554,- per maand te betalen, vermeerderd met vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 14 maart 2022, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid;
IV. te bepalen dat de leden van de RvT van Stichting Ronduit, te weten [lid 2] en [lid 3] (voor zover vereist), [lid 4] en [lid 5] worden geschorst tot het moment waarop de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar weer een voltallige RvT heeft benoemd;
Het ontslagbesluit bestaat vooral uit een beschrijving van de steeds slechter wordende verhouding tussen bestuurder en toezichthouders en dat wordt [eiser] verweten. Als je een samenwerkingsprobleem hebt moet je proberen dat samen op te lossen. De samenwerking is nooit wezenlijk, grondig en fundamenteel onderzocht. Dat zou een goed beginpunt zijn voor een toekomstige voltallige RvT met drie nieuwe leden en een (ervaren) voorzitter. [eiser] zou daarin graag investeren. Beide partijen dienen zich in te zetten om het conflict op te lossen. De RvT heeft dit als optie genoemd maar dat zou gepaard gaan met een ontwikkeltraject voor alleen de bestuurder. De RvT heeft vanaf 11 oktober 2021 vooral aangestuurd op ontslag van [eiser] . In dit geval heeft een RvT bestaande uit twee personen (die relatief kort geleden zijn benoemd) besloten over het ontslag van een langzittende bestuurder. De ontslaggrond is nauwelijks onderbouwd en in mediation is niet gewerkt aan herstel van de relatie. Het is aannemelijk dat het ontslagbesluit in een bodemprocedure nietig of vernietigbaar blijkt te zijn en niet genomen had mogen worden. Daarom vraagt [eiser] om schorsing van dit besluit. [eiser] vindt dat hij tot het werk dient te worden toegelaten. Hij heeft daar een spoedeisend belang bij. Continuïteit en rust zijn in het belang van de stichting.
Op grond van artikel 2:298a Burgerlijk Wetboek (BW) is het ontslagbesluit niet aantastbaar.
Er is geen sprake van een nietig of vernietigbaar besluit. De RvT, die te allen tijde zijn bevoegdheden behoudt, heeft de statutaire bepaling omtrent ontslag in acht genomen. Hij heeft [eiser] opgeroepen om zijn reactie te kunnen geven. Het was de wens van [eiser] om zijn reactie vooraf schriftelijk uit te brengen. Daarvoor is drie dagen uitstel verleend. [eiser] heeft zijn reactie ook uitvoerig schriftelijk kenbaar gemaakt. De statuten bieden ruimte voor afwijking van de oproepingstermijn, die overigens primair is bedoeld voor het bieden van afdoende gelegenheid tot aanwezigheid van alle leden van de RvT.
Voor de gevorderde schorsing van de RvT - een vergaand verzoek met grote gevolgen voor een onderwijsinstelling - is in deze kort geding procedure geen ruimte. Bovendien bestaat er geen spoedeisend belang bij deze vordering, die overigens ook inhoudelijk niet toewijsbaar is.
4.De beoordeling
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.5. Op een ontslag van [eiser] als bestuurder is artikel 2:286 lid 4 sub c BW van toepassing. Dat artikel bepaalt dat de statuten van een stichting ‘de wijze van benoeming en ontslag der bestuurders’ moeten inhouden. Volgens artikel 5 lid 6 van de statuten van Stichting Ronduit kan [eiser] als bestuurder worden ontslagen door de RvT.
daarvoor een grondslag. [3] Voor een ander oordeel ziet de voorzieningenrechter gelet op de hiervoor genoemde rechtspraak geen ruimte, ook omdat een bestuurder anders steeds en zonder meer op staande voet zou kunnen worden ontslagen, zelfs als daaraan in het geheel geen rechtsgeldig en bevoegd genomen rechtspersoonsrechtelijk ontslag(besluit) ten grondslag ligt, zonder dat die bestuurder daartegen effectief zou kunnen optreden.
ten tijde van het nemen van het ontslagbesluit al een kort geding aanhangig had gemaakt tegen het - vooruitlopend op een ontslag - door de RvT genomen schorsingsbesluit van
11 februari 2022. In deze zaak was al een mondelinge behandeling gepland op 17 maart 2022. De voorzieningenrechter licht zijn oordeel als volgt nader toe.
Daarnaast is niet gebleken dat de RvT het belang van [eiser] , die nu 64 jaar oud is en een lange en gewaardeerde staat van dienst heeft, bij het behoud van zijn baan voldoende in acht heeft genomen.
Dat [eiser] voorafgaande aan zijn schorsing actief een politieke partij (OPA) en/of de voormalig voorzitter van de RvT heeft geïnformeerd over de situatie bij Stichting Ronduit, acht de voorzieningenrechter op voorhand niet voldoende onderbouwd. Daarbij is in aanmerking genomen dat er - zo heeft mr. Dijkstra terecht opgemerkt - genoeg andere personen op de hoogte waren van de problemen die er speelden binnen Stichting Ronduit, waaronder alle GMR en MR leden, personeelsleden en directieleden. Overigens is - zelfs als [eiser] de informatie zou hebben doorgespeeld - de vraag of een schorsing of ontslag een redelijke reactie is op het wereldkundig maken van problemen tussen bestuurder en RvT.
14 december 2021 steun uitgesproken voor [eiser] . In februari 2022 genoot [eiser] nog steeds het vertrouwen van de schooldirecteuren en van het bestuursbureau. Pas
nadathet ontslagbesluit was genomen, heeft een aantal stakeholders kennelijk begrip getoond voor dit besluit.
1.016,-
5.De beslissing
“De Raad van Toezicht heeft de heer [eiser] niet rechtsgeldig geschorst en ontslagen als bestuurder van de Stichting Ronduit. De heer [eiser] zal weer als statutair bestuurder aan het werk gaan.”,
14 maart 2022 aanhangig gemaakte) bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van het genomen ontslagbesluit bij eindvonnis is beslist,