Op 30 maart 2022 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat sinds 7 augustus 2018, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij slechts één schuld heeft en in staat acht deze zelfstandig af te lossen. Hij stelt dat de opheffing van het bewind onnodige kosten voor de maatschappij bespaart en dat hij geen vertrouwen meer heeft in zijn bewindvoerder, Bewindvoering aan Zee B.V. De bewindvoerder daarentegen betwist dat verzoeker in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren en wijst op de krappe budgettaire situatie en de resterende schuld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2022 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het bewind is ingesteld op basis van verkwisting en problematische schulden. Ondanks de wens van verzoeker om het bewind op te heffen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. Dit blijkt onder andere uit het feit dat verzoeker de jaarlijkse rekening en verantwoording niet ondertekent, omdat hij deze onduidelijk vindt.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker eerst in kleine stappen moet toewerken naar meer zelfredzaamheid, in overleg met de bewindvoerder. Gelet op deze overwegingen heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç en in het openbaar uitgesproken op de zitting.