ECLI:NL:RBNHO:2022:2769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9041058
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot schadevergoeding wegens diefstal van een geldbedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser een vordering tot schadevergoeding wegens diefstal van een bedrag van € 15.000,00 heeft ingesteld. Eiser stelt dat gedaagde dit bedrag heeft gestolen, maar de kantonrechter oordeelt dat de beschuldiging niet voldoende is onderbouwd. Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat het geld op tafel lag om teruggegeven te worden aan zijn neef, en dat gedaagde op de bewuste dag niet aan het werk was, wat door een foto zou worden bevestigd. Gedaagde ontkent echter de beschuldiging en stelt dat zij het geld niet nodig heeft en nooit geld van eiser heeft aangenomen. De kantonrechter heeft de verklaringen van de getuigen en de foto in twijfel getrokken, omdat er inconsistenties en gebrek aan bewijs zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk € 15.000,00 in zijn woning had liggen, en de aangifte van diefstal is pas vier maanden na het vermeende voorval gedaan. De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen en wijst deze af, waarbij de proceskosten voor rekening van eiser komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9041058 \ CV EXPL 21-1114
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.M.E.F. Hoofs
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F.C. van Spengler, ter zitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Kersten

1.Het verdere procesverloop

1.1.
In het vonnis d.d. 17 november 2021 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald. Deze zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Ter zitting hebben partijen nadere inlichtingen gegeven over de feitelijke gang van zaken. [eiser] heeft uitgelegd waarom er een bedrag van € 15.000,00 op tafel lag; [eiser] en zijn neef lenen elkaar namelijk over en weer geld. Het geld dat op tafel lag en waarvan [eiser] stelt dat [gedaagde] dit heeft gestolen, was die dag geteld en neergelegd op tafel om in de avond terug te geven aan de neef van [eiser] . [eiser] heeft verder aangevoerd dat [gedaagde] die dag niet aan het werk was, maar al rond lunchtijd bij [eiser] was. Dit blijkt uit de overgelegde foto. [eiser] en [gedaagde] hebben die avond nog met vrienden van [eiser] gegeten. [gedaagde] heeft het geld van de salontafel gepakt en is weggegaan, dit kunnen de vrienden van [eiser] bevestigen.
2.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij zich niet herkent in dit verhaal. Na zijn overlijden heeft haar echtgenoot haar heel goed achtergelaten; zij heeft het geld van [eiser] helemaal niet nodig en heeft ook nooit geld aangenomen van hem. Daarnaast was er geen sprake van een affectieve relatie; [gedaagde] sliep wel bij [eiser] maar in aparte kamers. Verder betwist [gedaagde] dat zij het geld heeft gestolen. Het door [eiser] ingediende proces-verbaal staat vol eigen aantekeningen en inconsistenties. Ook de schriftelijke verklaringen van de getuigen bevatten inconsistenties, aldus [gedaagde] .
2.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [eiser] heeft zijn stelling dat [gedaagde] het geldbedrag van € 15.000,00 van [eiser] heeft gestolen, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd. De diefstal is, naar het oordeel van de kantonrechter niet, dan wel onvoldoende, komen vast te staan en overweegt daartoe als volgt.
2.4.
[eiser] heeft zijn stelling, dat [gedaagde] het geld heeft gestolen, onderbouwd met drie verklaringen van getuigen, een foto waarboven gezet is: 12-11-2019 12:18 en een proces-verbaal van aangifte van diefstal. Aan de stelling van [eiser] dat deze foto de aanwezigheid bevestigd van [gedaagde] in de woning op de datum van de vermeende diefstal gaat de kantonrechter voorbij. Op de foto staat immers geen oorspronkelijke tijdstamp maar de datum en tijd lijkt er bij getypt te zijn. Daardoor is niet vast komen te staan dat deze foto op dat moment is gemaakt. Ook blijkt niet uit deze foto dat het gaat om de woning van [eiser] .
2.5.
Hoewel de drie verklaringen een gelijkluidend verhaal vertellen, heeft [eiser] in dit geding onvoldoende onderbouwd dat deze drie personen, op de avond van 12 november 2019 in de woning van [eiser] waren. Ten eerste stond in de oorspronkelijke verklaringen van alle drie de getuigen een andere datum genoemd, hetgeen enigszins afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Ten tweede staat in het door [eiser] aan [gedaagde] verstuurde Whatsappbericht van 21 november 2019 dat ‘ [bijnaam] ’ (ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat dit de bijnaam is voor de heer [betrokkene] ) die avond voor het eerst bij [eiser] en [gedaagde] zou komen. Dit strookt niet met de verklaring van [betrokkene] dat hij ook op 12 november 2019 in de woning zou zijn. Derhalve komt aan de verklaringen van de getuigen, zonder steunbewijs, onvoldoende bewijskracht toe nog daargelaten of de getuigen niet gezien moeten worden als (een afgeleide van) partijgetuigen nu zij de vrienden zijn van [eiser] .
2.6.
Daarnaast is niet komen vast te staan dat [eiser] daadwerkelijk € 15.000,00 in zijn woning had liggen. Van het geld zijn geen foto’s of ander bewijs geleverd en hoewel de neef van [eiser] in zijn verklaring spreekt over € 15.000,00 blijkt uit de verklaring niet dat hij het geld op 12 november 2019 zou ophalen en dus dat dat geld die avond daar op tafel lag.
2.7.
Dat [eiser] aangifte heeft gedaan van diefstal maakt dit niet anders. Op het proces-verbaal van diefstal dat is overgelegd, staan verschillende aanpassingen en verschrijvingen, en ook daar is in beginsel de verkeerde maand genoemd. Daarbij valt ook op dat [eiser] pas aangifte heeft gedaan in februari, 4 maanden later dan de vermeende diefstal. Verder volgt uit het enkele feit dat er aangifte gedaan wordt, niet dat het aangegeven feit daadwerkelijk plaats heeft gevonden. [eiser] heeft niets gesteld over het vervolg van de aangifte.
2.8.
Tot slot merkt de kantonrechter op dat hoewel [eiser] heeft gesteld dat hij [gedaagde] nadat zij het geld zou hebben gestolen, in totaal zes keer heeft gebeld, uit de door [gedaagde] overgelegde telefoongegevens blijkt dat hij in totaal twee keer heeft gebeld, om 19:53 uur en om 22:11 uur. Hieruit blijken geen verwoede pogingen van [eiser] om [gedaagde] te bereiken. [eiser] heeft geen andere telefoongegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij zes keer heeft gebeld. Ook strookt de stelling van [eiser] dat [gedaagde] het geld heeft gestolen op 12 november 2019 niet met het normale Whatsappverkeer tussen partijen zoals het Whatsappbericht van [eiser] aan [gedaagde] op 13 november 2019 waarin hij schrijft: ‘
Ik heb voor jou rode bieten gekocht maar kan het niet zelf klaarmaken.Gelet op al het voorgaande, is de kantonrechter van oordeel dat de feitelijke grondslag zoals geschetst door [eiser] de vordering niet kan dragen. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.119,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.
De griffier De kantonrechter