Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser] B.V.
verweerster in reconventie
hierna: [eiser]
eiser in reconventie
hierna: [gedaagde]
1.Het procesverloop
2.De feiten
1 juni 2021 betaalde [gedaagde] een huurprijs van € 4.090,24 inclusief BTW.
Vanwege de Coronapandemie mocht [gedaagde] gedurende de tijd dat zijn café op last van de overheid gedwongen gesloten was, zijn huurpenningen gedeeltelijk, voor een bedrag van
€ 2.090,24 per maand, opschorten.
1 juni 2021 de achterstand diende in te halen door, naast de huurbetalingsverplichting, een extra bedrag van € 1.871,05 per maand te betalen.
31 maart 2022 met als opzeggingsgrond dat de bedrijfsvoering van [gedaagde] niet is geweest zoals een goed huurder betaamt, waarbij is gerefereerd aan artikel 7:296 lid 1 sub a BW.
3.De vordering
I. het tijdstip waarop de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] zal eindigen, bepaalt op 31 maart 2022;
II. [gedaagde] veroordeelt het gehuurde op 31 maart 2022 te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels aan [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding inclusief de nakosten en betekeningskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.Het verweer en de tegenvordering
is er ook geen sprake van een huurachterstand van € 18.710,45.
I. voor recht verklaart dat [eiser] zich niet aan zijn verplichtingen conform artikel 7:203 BW heeft gehouden en dat in de onderhavige situatie met betrekking tot de coronacrisis en alle overheidsmaatregelen en overige beperkingen van dien sprake is van een gebrek, onvoorziene omstandigheden en/of overmacht;
II. voor recht verklaart dat [eiser] geen recht heeft op volledige betaling van de huur over de periode dat vanwege de coronapandemie overheidsmaatregelen gelden die [gedaagde] in zowel het huren als de exploitatie van het gehuurde schaden, aangezien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
III. bepaalt dat de huurovereenkomst dusdanig wijzigt – mede wegens het gebrek ex artikel 7:204 BW – op grond van artikel 6:258 lid 1 BW dan wel artikel 6:2 en/of 6:248 BW dat de door [gedaagde] verschuldigde huurprijs over de periode van 15 maart 2020 tot en met 30 september 2021 verminderd wordt met de bedragen zoals genoemd onder de kolom ‘huurkorting’ op de tweede bladzijde in bijlage 42 behorende bij productie 18;
IV. [eiser] veroordeelt in de proceskosten inclusief de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente.
Tot slot is het vasthouden van [eiser] aan de volledige huurbetalingen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het beroep op overmacht heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd.
5.De beoordeling
- [gedaagde] betaalt de huur stelselmatig te laat;
- [gedaagde] heeft [eiser] op enig moment verzocht om haar medewerking te verlenen aan een illegale hennepkwekerij;
- [gedaagde] heeft zich niet gehouden aan de overheidsmaatregelen in verband met de corona-pandemie.
heeft het voorgaande gemotiveerd betwist.
te late betalingen
De bedrijfsvoering van een huurder die altijd stipt op tijd betaalt, kan toch niet zijn zoals die van een goed huurder. Anderzijds kan de huurder die niet altijd stipt betaalt, toch het belang van de verhuurder bevorderen, door diens pand voortdurend en overeenkomstig de contractuele bestemming te gebruiken en daarin op efficiënte wijze een florerend bedrijf uit te oefenen. Het enkele feit dat de huurder de huur niet steeds tijdig voldoet, en daardoor tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, betekent dan ook niet, en zeker niet vanzelf, dat ook sprake is van slechte bedrijfsvoering (zie hof Arnhem-Leeuwarden, 5 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9361).
hennepkwekerij
overheidsmaatregelen
belangenafweging
Uit door [gedaagde] overgelegde bankafschriften volgt dat hij € 80.000,- aan overnamesom heeft betaald. Verder heeft hij in 2012 het gehuurde verbouwd en in 2018 en 2020 nog eens geschilderd en opgefrist. Verder heeft hij, ook recentelijk nog, meubels en machines aangeschaft die hij niet zomaar mee kan nemen naar een andere ruimte. Alternatieve horeca-ruimte op een vergelijkbare gunstige locatie is overigens ook niet te verkrijgen. Daar komt nog bij dat het gehuurde is gelegen tegenover een ander door [gedaagde] uitgebaat café, hetgeen gunstig is voor de uitbating van beide horecagelegenheden.
de tegenvordering
verplichtingen artikel 7:203 BW
onvoorziene omstandigheid en vastelastenmethode
a. De overeengekomen huurprijs wordt uitgedrukt in een percentage van het totaalbedrag aan vaste lasten.
b. Het met dat percentage overeenstemmende deel van de TVL waarop de huurder aanspraak kan maken, wordt afgetrokken van het bedrag van de overeengekomen huurprijs.
c. De procentuele omzetvermindering wordt vastgesteld door de omzet in de periode waarover de huurprijsvermindering berekend wordt (hierna: de lagere omzet) te vergelijken met de omzet in een vergelijkbaar tijdvak voorafgaand aan de corona pandemie (hierna: de referentieomzet) volgens de formule: 100% - (100% x (de lagere omzet : de referentieomzet).
d. Het met de verstoring van de waardeverhouding samenhangende nadeel wordt gelijkelijk verdeeld over de verhuurder en de huurder (ieder 50% van het nadeel), tenzij uit de in artikel 6:258 lid 1 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid een andere verdeling volgt. Het bedrag van de huurkorting kan vervolgens worden berekend volgens de formule: (overeengekomen huurprijs – gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x percentage omzetvermindering x 50%.
[gedaagde] in privé of [café] B.V.?
verstoring wederzijdse prestaties
De onderneming van [gedaagde] behoort bovendien tot de zogenoemde ‘natte horeca’ waarin uitsluitend of in hoofdzaak bedrijfsmatig alcoholhoudende drank voor directe consumptie ter plaatse wordt verstrekt en die niet direct is uitgerust om zich bijvoorbeeld te richten op afhaalproducten. [gedaagde] heeft laten zien dat hij diverse alternatieven heeft bedacht maar aannemelijk is dat dit niet kon leiden tot een omzet vergelijkbaar met de situatie dat er geen maatregelen zijn geweest, zeker gelet op het feit dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zich richt op speciaal bieren, whisky’s en de betere wijnen. Dit zijn geen producten die zich lenen voor afhaal en thuisconsumptie. Daarbij komt nog dat een café over het algemeen juist in de avond en de nachtelijke uren veel omzet draait waardoor de sluitingstijden van 17:00 uur, 18:00 uur en 20:00 uur wel degelijk een ernstige verstoring opleveren. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zijn café, ook toen de lichtere maatregelen golden, in beginsel slechts in geringe mate kon exploiteren.
zwaardere motiveringsplicht t.a.v. de omzetdaling
vaste lasten
Uit het door [gedaagde] overgelegde overzicht loonheffing volgt dat over die vergoeding via de holding belasting is betaald (althans betaald moet worden). Verder heeft [eiser] nagelaten haar betoog dat de opgevoerde energie- water- en schoonmaakkosten haar bovenmatig hoog voorkomen te onderbouwen terwijl [gedaagde] ter onderbouwing overzichten heeft overgelegd met daarin verwerkt de eindafrekeningen. Hetzelfde geldt voor de door [gedaagde] gemaakte administratiekosten. Ten slotte merkt de kantonrechter in dit verband op dat de berekening van de huurkorting is opgesteld door de externe boekhouder van [gedaagde] die zich daarbij heeft gebaseerd op de administratie, waaronder ook de jaarstukken 2020 bij de aangifte vennootschapsbelasting. De kantonrechter heeft gelet daarop onvoldoende aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van die stukken.
TVL