ECLI:NL:RBNHO:2022:2798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
C/15/325065 / JU RK 22-230
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met ontwikkelingsbedreiging

Op 4 maart 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 10 februari 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen waren over hun ontwikkeling. De ouders, de moeder en de vader, zijn beiden betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter constateerde dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging bestaat voor de kinderen, die opgroeien in een omgeving met volwassenproblematiek. De vader heeft psychiatrische problemen en de kinderen ervaren loyaliteitsconflicten en geparentificeerd gedrag. Ondanks verbeteringen in de communicatie tussen de ouders, blijft de onvoorspelbaarheid van de vader een groot risico. De kinderrechter heeft besloten het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden voor de duur van zes maanden, zodat de ouders de kans krijgen om aan te tonen dat zij in staat zijn om de situatie te verbeteren. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum van 4 oktober 2022 een rapportage in te dienen over de voortgang.

De kinderrechter benadrukte het belang van hulpverlening en het naleven van veiligheidsafspraken. De ouders moeten zich opnieuw aanmelden bij de gemeente en de hulpverlening voortzetten. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2022 door de kinderrechter, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 18 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/325065 / JU RK 22-230
Datum uitspraak: 4 maart 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de Raad van 10 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 10 februari 2022.
1.2.
Op 4 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige 1] , die apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instellingDe Jeugd- & Gezinsbeschermers, die in de hoedanigheid van informant is gehoord via Teams, hierna te noemen: de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, omdat zij geconfronteerd worden met een vader die niet de verantwoordelijkheid van het ouderlijk gezag kan dragen. De kinderen groeien op in een omgeving waarin zij steeds te maken hebben met de effecten van het gedrag van hun ouders en zij onvoldoende uitleg krijgen over wat er aan de hand is. Ten gevolge hiervan ervaren de kinderen loyaliteitsproblemen en laten zij geparentificeerd gedrag zien. Bij de vader is sprake van forse persoonlijke problematiek, waaronder psychiatrische problematiek. De kinderen zijn ook getuige geweest van de gewelddadige uitingen van de vader en zijn aanrakingen met politie en justitie. Hoewel de vader behandeld wordt voor zijn psychiatrische problematiek en er verbetering zichtbaar is, blijft zijn onvoorspelbaarheid een grote zorg voor de Raad. De vader heeft er bezwaar tegen dat er met de kinderen wordt gedeeld wat er met hem aan de hand is, maar de kinderen voelen dat er meer speelt. De kinderen worden daardoor onnodig belast. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen graag vaker bij hun vader zijn dan nu door de begeleide omgang mogelijk wordt gemaakt en weten niet waar zij aan toe zijn. De Raad vindt het een belemmering dat de vader niet meewerkt met het aanbod van de gemeente. Hierdoor stagneert de omgang, kunnen er geen gezamenlijke afspraken worden gemaakt tussen ouders en wordt ook niet gewerkt aan verbetering van de onderlinge communicatie tussen ouders. Verder vermoedt de Raad dat bij de moeder sprake is van overbelasting. Dit betekent dat beide kinderen mogelijk onvoldoende begrensd worden.
In de aankomende periode vindt de Raad het van belang dat:
  • de kinderen psycho-educatie ontvangen en leren wat er met hun vader aan de hand is;
  • er veiligheidsafspraken worden gemaakt waardoor de kinderen geen gevaar lopen wanneer het niet goed gaat met vader;
  • de draagkracht van de moeder onderzocht wordt en de moeder indien nodig ondersteuning krijgt;
  • er onderzocht wordt hoe de omgang met de vader opgebouwd kan worden en of de vader in staat is co-ouderschap te dragen;
  • de ouders met elkaar kunnen communiceren en er onderzocht wordt of de vader in staat is co-ouderschap te dragen.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad aangevuld dat het lijkt alsof het goed gaat met de kinderen, maar dat er onder de oppervlakte veel speelt. De kinderen moeten in deze periode van hun leven werken aan hun persoonlijke ontwikkeling, maar op dit moment ontbreekt de hiervoor benodigde rust en ruimte. De Raad ziet twee betrokken ouders die liefhebbend en welwillend zijn, maar in een vrijwillig kader met de hulpverlening niet komen tot de kern van de problematiek die gelegen is in de samenwerking en communicatie van de ouders. Er zijn verbeteringen geweest in de afgelopen periode, maar het is nodig dat er een gezinsvoogd komt om de regie te voeren.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het nu veel beter met de kinderen gaat. Sinds de moeder met de kinderen weer terug is in de echtelijke woning, is er weer sprake van een gestructureerd leven. Er zijn nu geen crisisfactoren. Ook is de communicatie met de vader verbeterd. De ouders proberen moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken en hebben regels opgesteld om met elkaar in gesprek te blijven. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt met de hulpverlening en die worden nagekomen. De moeder wenst het traject bij de gemeente weer te hervatten. De moeder wenst een uitbreiding in het contact tussen de vader en de kinderen. De moeder ziet geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling en denkt dat het weer spanning voor de kinderen zal opleveren.
4.2.
De vader heeft aangegeven dat hij ook geen noodzaak ziet tot een ondertoezichtstelling. De vader benadrukt dat hij al twee jaar begeleiding heeft en hard
aan het werk is met zijn behandeling. De vader wordt ondersteund door GGZ en heeft ook vrijwilligerswerk. Hij betwist voorts dat hij geen hulpverlening accepteert. De vader is bereid tot samenwerking en wenst de hulpverlening van de gemeente weer op te pakken. De vader wil graag uitbreiding van de contactmomenten met de kinderen en uiteindelijk co-ouderschap.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een omgeving waar zij belast worden met volwassenproblematiek. Hierdoor verkeren de kinderen in een loyaliteitsconflict en laten zij geparentificeerd gedrag zien. De kinderen zijn getuige geweest van het gedrag van de vader voortkomend uit zijn problematiek, en hebben hier zichtbaar last van. De onvoorspelbaarheid van de vader vormt een groot risico voor de ontwikkeling van de kinderen. De vader overziet niet de gevolgen van zijn handelen. Daarnaast zijn er zorgen over de moeder. Zij lijkt overbelast te raken door de situatie, waardoor zij niet altijd in staat is de kinderen te begrenzen in hun gedrag.
5.2.
De ouders hebben zich eerder aangemeld bij de gemeente, maar de vader heeft dit traject beëindigd. De ouders hebben ter zitting aangegeven dat zij bereid zijn om zich weer aan te melden bij de gemeente om het traject te hervatten. De communicatie tussen de ouders is verbeterd en zij zijn nu beter in staat ook moeilijke onderwerpen met elkaar te bespreken. Daarnaast zijn er volgens de ouders al veiligheidsafspraken gemaakt, waar zij zich ook aan willen houden. De kinderrechter ziet dat de ouders stappen hebben gezet en er zijn zichtbaar verbeteringen. Ook door de veranderde woonsituatie van de moeder is er meer rust in het gezin gekomen en is er sprake van een positieve ontwikkeling.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Ook zijn er reële zorgen over of de ouders deze ontwikkelingsbedreiging kunnen wegnemen in het vrijwillig kader. Afwijzing van het verzoek acht de kinderrechter om die reden niet aan de orde. Wel wil de kinderrechter de ouders de kans bieden om te laten zien dat zij de positief ingezette lijn kunnen doorzetten. Daarbij betrekt de kinderrechter dat de hulpverlening voor de kinderen loopt en dat er vooral zorgen zijn over de situatie waarin de kinderen verkeren, niet zozeer over de ontwikkeling van de kinderen zelf. De ouders dienen zich weer te melden bij de gemeente en het ingezette traject voort te zetten. Het is daarbij van groot belang dat zij zich volledig inzetten voor dit traject, aan alle geadviseerde hulpverlening meewerken en de gemaakte veiligheidsafspraken steeds nakomen. In de komende maanden moet worden bezien of met behulp van de hulpverlening de rust die nu in het gezin heerst, kan worden vastgehouden door de ouders en of de ouders in vrijwillig kader in staat zijn de situatie voor de kinderen te verbeteren.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de beslissing op het verzoek van de Raad aanhouden voor de duur van zes maanden pro forma. De kinderrechter verzoekt de Raad om de rechtbank uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Als de Raad het verzoek handhaaft, zullen partijen worden opgeroepen voor een nadere zitting op een nog te bepalen datum. De rechtbank wijst erop dat als de hulpverlening stagneert of de situatie van de kinderen daar aanleiding toe geeft, de Raad de rechtbank kan verzoeken de zaak al eerder opnieuw op zitting te behandelen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat de beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt aangehouden tot
4 oktober 2022 pro forma;
6.2.
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en [minderjarige 1] op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.3.
verzoekt de Raad om
uiterlijk twee wekenvóór de hiervoor genoemde pro forma-datum, te weten vóór 27 september 2022, aan de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2022 door mr. A.R.A.R. Sitaldin, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing is vastgesteld op 18 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.