ECLI:NL:RBNHO:2022:2813

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
C/15/325186 / KG ZA 22-61
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot onderzoek aan in beslag genomen financiële bescheiden wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde 1] c.s. [eiser] vorderde dat de voorzieningenrechter Digijuris B.V. zou toestaan om onderzoek te verrichten aan in beslag genomen digitale bescheiden. De vordering werd afgewezen op grond van artikel 3:303 BW, dat stelt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] geen voldoende belang had bij haar vordering, aangezien [gedaagde 1] al had toegezegd medewerking te verlenen aan het onderzoek door Digijuris. De rechtbank concludeerde dat het kort geding onder de geschetste omstandigheden volstrekt nodeloos was, omdat [gedaagde 1] zijn medewerking al had aangeboden en dit ook na de uitspraak zou blijven doen. De vordering tegen [gedaagde 2] werd eveneens afgewezen, omdat [eiser] via [gedaagde 1] toegang kon krijgen tot de gewenste bescheiden. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-[betrokkene 2]

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/325186 / KG ZA 22-61
Vonnis in kort geding van 4 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1], Noorwegen,
eiseres,
advocaat mr. N.J. Margetson te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente 1],
gedaagde,
advocaat mr. J.F.M.J. Mathijsen te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3], gemeente [gemeente 2],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk ook worden aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 februari 2022,
  • de akte houdende overlegging producties in kort geding, met producties 1 tot en met 25,
  • de brief van de zijde van [gedaagde 1] van 8 maart 2022, met producties 1 tot en met 8,
  • de e-mail van de zijde van [gedaagde 1] van 9 maart 2022, waarmee producties 9 en 10 in het geding zijn gebracht,
  • de mondelinge behandeling op 10 maart 2022,
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde 2] verleende verstek,
  • de pleitnota van [eiser],
  • de schriftelijke toelichting, ter zitting overgelegd door [eiser],
  • de pleitnota van [gedaagde 1],
  • de e-mail van de zijde van [eiser] van 19 maart 2022, met bijlagen,
  • de e-mail van de zijde van [gedaagde 1] van 20 maart 2022, met bijlagen.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 10 maart 2022 zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door mr. Margetson voornoemd,
  • [tolk], beëdigd tolk Noors,
  • [gedaagde 1], bijgestaan door mr. Mathijsen voornoemd.
1.3.
Deze procedure is na de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 14 dagen aangehouden om te bezien of partijen alsnog tot een schikking zouden kunnen komen.
Mr. Margetson heeft de rechtbank bij e-mailbericht van 19 maart 2022 bericht dat [eiser] een vonnis wenst. De raadsman van [gedaagde 1] heeft de rechtbank op 20 maart 2022 via e-mail nog van een korte schriftelijke reactie voorzien. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en dat wat is besproken op de zitting, gaat de voorzieningenrechter in deze procedure uit van de volgende feiten.
2.1.
[eiser] is één van de voormalig echtgenotes van de op 16 december 2018 overleden [erflater] (hierna: erflater). Zij hadden samen drie kinderen. Erflater heeft ook twee kinderen uit een eerder huwelijk. Eén van die kinderen is [gedaagde 1]. [eiser] heeft zelf ook nog twee kinderen uit een ander huwelijk.
2.2.
Erflater heeft de Cypriotische trust Navigation Trust (‘de Trust’) opgericht. Tot het trustvermogen behoren de aandelen in een groot aantal goeddeels buitenlandse vennootschappen. De vijf biologische kinderen van erflater zijn allemaal voor 2/12e deel begunstigde van de Trust. De twee kinderen van [eiser] zijn daarvan ieder voor 1/12e deel begunstigde. [eiser] is de
protectorvan de Trust.
2.3.
Op 18 oktober 2021 is namens de drie kinderen van [eiser] en erflater een verzoek ingediend bij la Cour d’appel de Monaco om een vereffenaar te benoemen inzake de nalatenschap van erflater.
2.4.
Op 2 februari 2022 heeft Digijuris B.V (‘Digijuris’), na daartoe op 30 december 2021 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleend verlof, ten laste van [gedaagde 1] c.s. conservatoir bewijsbeslag gelegd op – kort gezegd - zich onder hen bevindende (digitale) bescheiden.
2.5.
Op 17 februari 2022 is de dagvaarding in de onderhavige procedure uitgebracht.
2.6.
Op 8 maart 2022 is namens [gedaagde 1] door diens advocaat per mail aan [eiser] het volgende bericht.
“In deze zaak vraag ik uw aandacht voor het navolgende: naar mijn mening zijn rauwelijks vermijdbare stappen genomen, waar het laatste woord nog niet over gezegd is. In de correspondentie tussen uw cliënte en mijn cliënt is, zoals u hebt kunnen waarnemen, meerdere malen erop gewezen dat alles wat er op het adres [adres] in [plaats 2] is ontvangen, consistent wordt doorgestuurd aan Cyprus.
Uw cliënte — en niemand anders — heeft consistent geweigerd het adres van de vennootschap te veranderen; cliënt zelf kon noch kan dat niet doen omdat hij uit zijn functie is ontslagen.
Cliënt is niet verantwoordelijk voor het contact dat uw cliënte wel of niet heeft met de trustees in Cyprus: het is aan haar om de door haar geüsurpeerde functie consciëntieus te vervullen en zoniet is zij jegens de nalatenschap daarvoor aansprakelijk.
Cliënt weet niet beter dan dat alle stukken van wijlen de heer [erflater] — zowel privé als zakelijk — begin december 2018 zijn overgebracht naar het huis in Zuid-Frankrijk. Aan cliënt is het onbekend wat uw cliënte vervolgens met die bescheiden heeft gedaan.
Cliënt heeft helemaal geen administraties onder zich. Het archief is reed in het bezit van uw cliënte [eiser] en daarnaast heeft zij net als en haar zoon [betrokkene 1] digitale bestanden reeds in hun bezit, althans cliënt weet niet beter dan dat.
De stukken en bestanden die zijn beslagen bevatten voornamelijk privé en werk e-mails, correspondentie met zijn advocaat, familie foto’s, Heer [betrokkene 2] administratie en -bestanden.
Tegen het door Digijuris scannen van bestanden en aan [eiser] geven van — slechts — wat u als “Financiële Administraties” FA4 hebt gedefinieerd betreffende de door u in de dagvaarding genoemde “Vennootschappen” Vpn heeft cliënt géén bezwaar. Vóór afgifte van die kopie wil cliënt wel zich ervan (doen) vergewissen dat die stukken inderdaad FA zijn en de Vpn toebehoren, wat mij zonder meer redelijk lijkt. Veel zal het overigens niet zijn.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] c.s. beveelt om te gehengen en gedogen:
  • i) dat Digijuris onderzoek verricht aan (kopieën van) de op 2 februari 2022 op voornoemde beslaglocaties in beslag genomen (digitale) bescheiden, ongeacht of die bescheiden zich bevinden op papier, gegevensdragers of op externe servers elders c.q. in de
  • ii) dat Digijuris die kopieën aan [eiser] afgeeft; en
  • iii) dat [eiser] daarin inzage neemt;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Sinds het overlijden van erflater hebben de begunstigden en de protector onder het recht van Cyprus zeggenschap over de Trust. [gedaagde 1] c.s. hebben totaal geen zeggenschap over de Trust en de verwante vennootschappen. [gedaagde 1] heeft desondanks als enige de volledige controle over de bankrekeningen van de vennootschappen en software die wordt gebruikt voor de financiële administratie daarvan. [gedaagde 1] werkt de vereffening van de nalatenschap van erflater tegen door informatie achter te houden en niet te reageren op verzoeken tot medewerking van [eiser]. [eiser] heeft gegronde redenen om te vrezen dat de nalatenschap van erflater door [gedaagde 1] wordt weggesluisd. Om onderzoek te kunnen doen naar verscheidene transacties en om haar taken als protector op een goede wijze te kunnen uitoefenen, heeft [eiser] toegang nodig tot de gevraagde financiële gegevens.
[gedaagde 2] verzorgt de boekhouding van de vennootschap, voorheen voor erflater en thans in opdracht van [gedaagde 1]. Ook zij weigert desgevraagd om de onder haar berustende financiële administraties van de vennootschappen aan [eiser] te geven. [gedaagde 1] c.s. handelen daarom onrechtmatig jegens [eiser]. Om het wegsluizen van het vermogen van erflater een halt toe te roepen, heeft [eiser] een spoedeisend belang om door middel van onderzoek in de financiële administratie de nodige maatregelen te nemen.
3.3.
[gedaagde 1] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de vordering tegen [gedaagde 1]

4.1.
Deze vordering strandt op het bepaalde in art 3:303 BW: zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
Na de beslaglegging (2.6) zijn de advocaten van [eiser] en [gedaagde 1] met elkaar in overleg getreden. Uiteindelijk is door de advocaat van [gedaagde 1] naar aanleiding van dit overleg, voortbouwend op een door de advocaat van [eiser] aangeleverde tekst, een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld, waarin [gedaagde 1] zijn medewerking aan het door Digijuris te verrichten onderzoek heeft toegezegd, onder verwijzing naar het in artikel 2 van de overeenkomst bepaalde. De overeenkomst is niet gefinaliseerd, omdat [eiser] niet kan instemmen met het concept en in het bijzonder niet met de daarin door [gedaagde 1] toegevoegde considerans.
4.3.
De operationele bepalingen in de concept vaststellingsovereenkomst strekken ertoe te voldoen aan de in dit geding ingestelde vordering. In artikel 2 van deze overeenkomst staat, kort gezegd, opgenomen dat
“Copies of the Financial Administrations will only be handed to [eiser] after [gedaagde 1], his lawyer J.F.M.J. Mathijsen and [eiser]’s lawyer, N.J. Margetson have confirmed that those copies do indeed constitute Financial Administrations”.
4.4.
[eiser] heeft ter zitting betoogd dat dit artikel, door haar eigen advocaat voorgesteld, een ‘
recipe for disaster’ zou zijn. Wat daarvan zij, beter wordt het niet. [gedaagde 1] heeft bij monde van zijn raadsman ter zitting onweersproken laten weten dat de standaard methodiek die Digijuris bij uitvoering van het met de vordering beoogde onderzoek onder meer inhoudt dat Digijuris een soort ‘gros selectie’ maakt, die ter verificatie naar [gedaagde 1] gaat vóórdat deze aan [eiser] ter hand wordt gesteld. Die methodiek wijkt niet af van hetgeen in de concept-vaststellingsovereenkomst is opgenomen.
[gedaagde 1] heeft ter zitting verder toegezegd zijn aanbod tot medewerking aan de in die overeenkomst opgenomen terbeschikkingstelling van gegevens gedurende 14 dagen na dagtekening van dit vonnis gestand te doen. Zodoende heeft [eiser] binnen deze termijn (alsnog) de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de door haar gewenste bescheiden.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit kort geding onder de geschetste omstandigheden volstrekt nodeloos geweest. [gedaagde 1] heeft zijn medewerking aan het onderzoek door Digijuris voorafgaand aan de zitting al toegezegd en doet deze toezegging ook na het wijzen van dit vonnis nog twee weken gestand. Verder zal [gedaagde 1] gezien de uitlatingen van de deurwaarder hoe dan ook inzage verkrijgen in de financiële administratie alvorens deze naar [eiser] gaat. En tenslotte is gesteld, noch gebleken dat [eiser] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding om inzage heeft gesommeerd.
Gelet op de opstelling van [gedaagde 1] als hiervoor beschreven mag worden aangenomen dat die sommatie ook tot het door [gedaagde 1] aangeboden -toereikende- resultaat zou hebben geleid.
de vordering tegen [gedaagde 2]
4.6.
Omdat [eiser], zoals [gedaagde 2] terecht heeft aangevoerd, op een andere wijze, namelijk via [gedaagde 1], toegang kan krijgen tot de gewenste bescheiden, zijn de vorderingen ook tegen [gedaagde 2] bij gebrek aan belang niet toewijsbaar.
de kosten
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op nihil en aan de zijde van [gedaagde 1] op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.330,00 en aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden worden begroot op nihil,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Hensen op 4 april 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1467