Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator.”In het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) is een ruimere definitie aan het begrip boeking toegekend. Als een passagier beschikt over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. Flightright heeft noch bij dagvaarding, noch bij conclusie van repliek en noch bij akte de boekingsbescheiden dan wel andere bewijzen van de passagiers overgelegd. Flightright heeft nog in haar conclusie van repliek een bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter gaat hier echter aan voorbij nu de passagiers in hun e-mail aan Flightright hebben aangegeven dat zij op 9 januari 2021 de boekingsbescheiden kunnen overleggen, terwijl de conclusie van repliek dateert van 13 januari 2021. Niet gebleken is derhalve dat Flightright niet eerder in staat is geweest de boekingsbescheiden bij conclusie van repliek te overleggen. In de dagvaarding heeft Flightright verder nog verwezen naar productie één dat het vluchtschema van de passagiers zou moeten bevatten, echter valt het schema niet te herleiden tot de passagiers. Niet gebleken is dat passagiers daadwerkelijk van die vluchten gebruik hebben gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dan ook niet worden vastgesteld dat de passagiers een bevestigde boeking bij de vervoerder dan wel bij een touroperator hadden in de zin van de Verordening. Derhalve vallen de passagiers niet onder de werkingssfeer van de Verordening. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen. Nu het primaire verweer van de vervoerder slaagt, behoeven de overige verweren van de vervoerder geen bespreking meer.
6.De beslissing
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.