ECLI:NL:RBNHO:2022:2827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8734105 \ CV EXPL 20-7235
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij vluchtvertraging door ziekte piloot

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen United Airlines, Inc., een rechtspersoon naar buitenlands recht statutair gevestigd in Wilmington, Verenigde Staten. De vordering betreft compensatie voor vertraging van een vlucht op 28 september 2018, waarbij passagiers van Amsterdam naar San Francisco via Houston zouden worden vervoerd. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist, wat leidde tot een aankomst met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8734105 \ CV EXPL 20-7235
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines, Inc.
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten van Amerika), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 8 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via George Bush Intercontinental Airport, Houston (Verenigde Staten van Amerika) naar San Francisco International Airport (Verenigde Staten van Amerika) op 28 september 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar George Bush Intercontinental Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht van George Bush Intercontinental Airport naar San Francisco International Airport hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij drie uur later dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeenkomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun vordering gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Direct na aankomst van de voorgaande vlucht te Amsterdam constateerde de “First Officer” dat hij vanwege ziekte niet in staat was de vlucht van Amsterdam naar Houston uit te voeren. Door het ontbreken van de “First Officer” kon de vlucht vanwege de geldende werk- en rusttijden niet met het in het kader van de vliegveiligheid voorgeschreven aantal van drie piloten rechtstreeks naar Houston vliegen. Het ziek uitvallen van een piloot is aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van deze buitengewone omstandigheid zo beperkt mogelijk te houden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming San Francisco International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Niet in geschil is dat de piloot van de betreffende vlucht ziek was en hierdoor niet kon vliegen. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat vluchten zoals de onderhavige wegens veiligheidsredenen in het kader van de geldende werk- en rusttijden met een “
augmented crew”van drie piloten moeten vertrekken. AirHelp heeft dit niet betwist. AirHelp stelt dat uitval van medewerkers door ziekte in het algemeen niet ongebruikelijk is binnen een organisatie, en dat het plotseling ziek worden van één van de piloten dan ook inherent is aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. Iedere werkgever dient daarmee rekening te houden en dient daarvoor dan ook de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, aldus AirHelp. Derhalve stelt AirHelp dat de ziekmelding van een piloot geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter overweegt dat het plotseling ziek worden van een piloot onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) kan opleveren, zoals ook is bepaald in de zaak van de kantonrechter van28 oktober 2020 –ECLI:NL:RBNHO:2020:8758. In de onderhavige kwestie werd één van de drie piloten die de vlucht van Amsterdam naar Houston zou uitvoeren geheel onverwacht onwel op de luchthaven van Schiphol. De vervoerder kan niet anticiperen op een ziekmelding van een piloot, noch kan hij hierop enige invloed uitoefenen. Aangezien de luchthaven Amsterdam-Schiphol Airport een buitenstation is van de vervoerder, was er ter plekke geen reservepiloot beschikbaar om de vlucht uit te voeren. Het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij zou onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij vergen. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval levert het acuut ziek worden van de “First Officer” naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) op.
5.4.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Om de vertraging van de passagiers zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken heeft de vervoerder besloten de vlucht met twee in plaats van drie piloten uit te voeren. Een vlucht met dit beperkte aantal piloten mag echter niet rechtstreeks een vlucht van Amsterdam naar Houston uitvoeren. Daarom was de vervoerder genoodzaakt een tussenstop in Boston te maken en daar de cockpit en cabine bemanning te vervangen. Het invliegen van een nieuwe crew zou tot veel meer vertraging hebben geleid, aldus de vervoerder.
5.5.
Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagiers zo spoedig mogelijk heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht, vlucht UA1844 (productie 2 bij conclusie van antwoord). AirHelp betwist dit en stelt dat uit productie 2 niet blijkt dat vlucht UA1844 de eerst beschikbare alternatieve vlucht was, maar laat dit na aan te tonen dan wel te onderbouwen zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. In de gegeven situatie kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal om die reden worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter