ECLI:NL:RBNHO:2022:2832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9142768 \ CV FORM 21-2380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van vliegtickets door vervoerder na annulering door coronamaatregelen

In deze zaak hebben een groep passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim B.V., de vervoerder TAP Air Portugal aangeklaagd voor restitutie van vliegtickets na annulering van hun vluchten als gevolg van coronamaatregelen. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten, maar door de coronamaatregelen zijn hun vluchten geannuleerd. De passagiers hebben verzocht om terugbetaling van de ticketprijzen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de restitutie en voerde aan dat de enorme hoeveelheid restitutieverzoeken door de pandemie een bijzondere omstandigheid vormde, waardoor de terugbetalingstermijn van zeven dagen niet kon worden nageleefd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers recht hebben op restitutie van de ticketprijzen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter oordeelde dat de vervoerder in beginsel gehouden is om de restitutie binnen zeven dagen na annulering te voldoen. De kantonrechter wees het verzoek van de passagiers gedeeltelijk toe, waarbij een bedrag van € 1.334,08 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 23 maart 2020. Ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 213,51 werden toegewezen. De proceskosten werden aan de vervoerder opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg in de procedure.

De beslissing van de kantonrechter werd openbaar uitgesproken, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9142768 \ CV FORM 21-2380
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7]

allen wonende te [woonplaats]
8. [passagier sub 8]wonende te [woonplaats]
9. [passagier sub 9]wonende te [woonplaats]
10. [passagier sub 10]wonende te [woonplaats]
11. [passagier sub 11]wonende te [woonplaats]

12. [passagier sub 12]

13. [passagier sub 13]

beiden wonende te [woonplaats]
14. [passagier sub 14]wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Aviclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlandsrecht
TAP Air Portugal
statutair gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 2 april 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 1 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren.
2.2.
Als gevolg van de coronamaatregelen zijn de vluchten geannuleerd.
2.3.
Aviclaim B.V. heeft namens de passagiers restitutie van de ticketprijzen verzocht.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.423,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 213,51 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vluchten conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vluchten geannuleerd zijn, zodat de passagiers op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen zeven dagen na annulering te voldoen.
4.3.
De vervoerder betwist niet dat de passagiers recht hebben op restitutie van de betaalde ticketprijzen. De gehanteerde termijn van zeven dagen, conform artikel 8 van de Verordening, kan echter volgens de vervoerder niet worden nageleefd, omdat er door de Covid-19 pandemie een enorme vloed aan aanvragen tot restitutie van de ticketprijzen zijn binnen gekomen. Dit heeft zowel voor de vervoerder als de passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak opgeleverd, aldus nog steeds de vervoerder. De Covid-19 pandemie en de gevolgen hiervan op de luchtvaart vormen volgens de vervoerder een zeer bijzondere omstandigheid. De vervoerder doet dan ook een beroep op de redelijkheid en billijkheid, aangezien een terugbetalingstermijn van zeven dagen na annulering van de vluchten onredelijk en onbillijk is. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat passagier sub 1 al dan niet via zijn reisagent de restitutie van zijn ticketprijs heeft ontvangen. Ten aanzien van de overige passagiers is de restitutie inmiddels in gang gezet, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat gelet op de inhoud en strekking van de Verordening, de vervoerder de passagiers in beginsel rechtstreeks dient te compenseren. Dat er in deze kwestie op deze regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zijn gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken. De passagiers betwisten dat zij betaling (van de tussenpersoon) hebben ontvangen. De vervoerder heeft hiertegenover gemotiveerd onderbouwd dat voor passagier sub 1 restitutie heeft plaatsgevonden, zodat dit deel van het verzochte voor afwijzing gereed ligt. Ten aanzien van overige passagiers is onvoldoende gebleken dat restitutie heeft plaatsgevonden. De vervoerder heeft aangevoerd dat restitutie in gang is gezet, maar niet gebleken is dat deze reeds is betaald. Het verzochte zal dan ook gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.334,08.
4.5.
De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom verzocht. De vervoerder betwist de wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf zeven dagen na annulering van de vluchten. De enorme vloed aan aanvragen tot restitutie in de Covid-19 pandemie geeft reden tot coulance voor de datum waarop de wettelijke rente begint te lopen, aldus de vervoerder. De vervoerder doet een beroep op de redelijkheid en billijkheid, maar de vervoerder heeft niet onderbouwd wat in onderhavig geval wel een redelijke ingangsdatum zou zijn, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is dan ook toewijsbaar vanaf 23 maart 2020.
4.6.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. De passagiers stellen buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en hebben vergoeding daarvan verzocht. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat slechts kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval zijn de kosten in redelijkheid gemaakt. Vast staat dat Aviclaim de vervoerder in verschillende brieven en e-mails heeft aangemaand tot terugbetaling van de vliegtickets. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de passagiers wel degelijk buitengerechtelijke kosten hebben gemaakt. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 213,51 worden toegewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De hoogte van de verschuldigde proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van de Liquidatietarieven Kanton. Hierbij wordt gekeken naar de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. In dit geval wordt het verzochte gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.334,08 en € 213,51 aan buitengerechtelijke incassokosten. Over deze bedragen worden de verschuldigde proceskosten berekend.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.5. De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.547,59 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.423,42 vanaf 23 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 187,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open