ECLI:NL:RBNHO:2022:2833

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8864870 \ CV EXPL 20-9451
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen United Airlines, Inc. wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar McCarran International Airport op 28 mei 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderden een schadevergoeding van €1.200, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. J.I.J. van Pelt, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een landelijke staking in het openbaar vervoer die op 28 mei 2019 plaatsvond.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering, ondanks het verweer van de vervoerder over een vermeende retrocessie van hun vorderingsrecht aan AirHelp. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hebben op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat de staking een dergelijke omstandigheid vormde, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen, omdat de vervoerder had aangetoond dat hij niet meer kon doen dan wat hij had gedaan in het licht van de omstandigheden. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 16 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8864870 \ CV EXPL 20-9451
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Servië)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines, Inc
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten van Amerika), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.I.J. van Pelt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 oktober 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via San Francisco International Airport (Verenigde Staten van Amerika) naar McCarran International Airport (Verenigde Staten van Amerika) op 28 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar San Francisco International Airport is geannuleerd. De passagiers hebben alternatieve vluchten geaccepteerd waarmee zij naar de eindbestemming McCarran International Airport zijn vervoerd.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- €1.200, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Daartoe heeft de vervoerder primair aangevoerd dat de passagiers in een voorgaande procedure, zaak 8039981 CV EXPL 19-13654, niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering nu zij hun rechten hebben gecedeerd aan AirHelp. Van een rechtsgeldige retro-cessie is niet gebleken en derhalve dienen de passagiers niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering, aldus de vervoerder. Subsidiair heeft de vervoerder aangevoerd dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter dient eerst te beoordelen of de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering. De passagiers stellen zich op het standpunt dat retro-cessie heeft plaatsgevonden waardoor zij weer over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikken. Bij repliek hebben de passagiers re-assignmentformulieren overgelegd die door de passagiers en door AirHelp zijn ondertekend. De vervoerder heeft aangevoerd dat de re-assignmentformulieren die bij repliek zijn overgelegd onleesbaar zijn, zodat nog steeds niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een rechtsgeldige retro-cessie. De kantonrechter is, anders dan de vervoerder, van oordeel dat de re-assignmentformulieren voldoende leesbaar zijn en dat hieruit voldoende volgt dat aan de vereisten van artikel 3:94 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is voldaan. De re-assignmentformulieren zijn immers door zowel de passagiers als door AirHelp ondertekend. De passagiers kunnen dan ook worden ontvangen in hun vordering. Op de inhoudelijke verweren van de vervoerder zal daarom worden ingegaan.
5.3.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, hebben de passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie, behalve in de onder i. tot en met iii. van artikel 5 lid 1 sub c genoemde uitzonderingsgevallen. Die uitzonderingsgevallen zijn in dit geval niet aan de orde.
5.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 3 van de Verordening is de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert echter niet verplicht compensatie te betalen als zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief dient te worden uitgelegd. In dat licht dient het standpunt van de vervoerder te worden bezien.
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op 28 mei 2019 in Nederland sprake was van een nationale 24-uurs staking in het openbaar vervoer waardoor Schiphol de vervoerder heeft verzocht tot annulering van vluchten over te gaan dan wel vluchten om te boeken ter voorkoming van ernstige verstoringen op Schiphol. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder, onder meer, naar de volgende updates: “
Urgent request! We still expect highly disrupted operation! We urge you to consider to: rebook passengers arriving or departing locally (to after 29th of May); Cancel flights. Inform us before 16.00LT on measures and expected pax for tomorrow. Other measures: Allow pax to rebook themselves voluntary. If not effective, crisis organization might come with emergency regulation!”en “
To all airlines: Please inform your business partner as soon as possible but no lather dan 16:00 LT (CEST) in regards to cancellations and/ or number of rebooked passengers, if you haven’t informed your business partner airlines already. We rely on your willingness to cancel flights and. Or rebook passengers. Main focus is to reduce the number of passengers departing from Schiphol in order to prevent a public order disturbance.”Aan voorgenoemde oproep heeft de vervoerder gehoor gegeven in het kader van de vliegveiligheid. Op grond van paragraaf 14 van de considerans betreft de staking van het openbare vervoer een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat Schiphol naar aanleiding van de staking alle luchtvaartmaatschappijen heeft verzocht maatregelen te nemen om te voorkomen dat de openbare orde te Schiphol zou worden verstoord. Voorts heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat hij gevolg heeft gegeven aan dit verzoek en is overgegaan tot het omboeken van passagiers en annuleren van vluchten met bestemming Amsterdam-Schiphol Airport. De vraag die voorligt is of deze omstandigheden kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening. De kantonrechter overweegt dat het in eerste instantie aan de vervoerder is om aan te tonen dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. In onderhavige geval had de vervoerder een keuze, maar heeft hij er voor gekozen - gezien de uitzonderlijke omstandigheden - om gevolg te geven aan de oproep van de luchthaven om het aantal passagiers op Schiphol te reduceren. Alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval maken dat de kantonrechter van oordeel is dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Immers, indien de vervoerder (en andere luchtvaartmaatschappijen) geen gehoor hadden gegeven aan de oproep is niet uitgesloten dat dit tot ernstige verstoringen zou hebben geleid op Schiphol. Een staking zoals in onderhavig geval is dan ook niet inherent aan de normale bedrijfsvoering.
5.7.
De vraag die de kantonrechter volgens dient te beantwoorden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann(C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden. De passagiers zijn een dag later, op 29 mei 2019, alsnog naar de overeengekomen eindbestemming gevlogen. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C‑74/19) volgt dat als passagiers zijn omgeboekt naar een andere vluchten waardoor zij een dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen op de overeengekomen eindbestemming, dit geen redelijke maatregel vormt waardoor de vervoerder wordt vrijgesteld van zijn compensatieverplichting, tenzij er geen andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door de vervoerder uitgevoerde vlucht of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vluchten, te weten UA21 en UA104, op 29 mei 2019. Eerdere vluchten waren er, mede gezien de nationale staking in het openbaar vervoer op 28 mei 2019, niet. Het voorgaande wordt door de passagiers betwist, maar is door de vervoerder gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft aangevoerd dat op eerdere vluchten geen plaatsen voor de passagiers beschikbaar waren, omdat deze vluchten vol zaten. Het voornoemde geldt ook voor de vluchten waar de passagiers naar verwijzen, KL 605, KL 607 en UA 969. Gelet op bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat in onderhavige geval niet meer van de vervoerder verwacht had kunnen worden. De vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen dient dan ook bevestigend te worden beantwoord. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter