ECLI:NL:RBNHO:2022:2835

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8752798 \ CV EXPL 20-7752
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door verkeerde partij gedagvaard

In deze zaak heeft de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten voor een vlucht van Madrid naar Quito via Amsterdam, KLM Cityhopper B.V. (KLC) gedagvaard na de annulering van haar vlucht. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar KLC betwistte de vordering en stelde dat de passagier de verkeerde partij had gedagvaard, aangezien de overeenkomst met Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) was gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de passagier inderdaad de verkeerde partij had gedagvaard, omdat KLC en KLM twee aparte rechtspersonen zijn. De kantonrechter verklaarde de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van de juiste rechtspersoon in civiele procedures, vooral in zaken die verband houden met luchtvaart en passagiersrechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8752798 \ CV EXPL 20-7752
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
statutair gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 augustus 2020 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier vervoert diende te worden van Madrid (Spanje) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Quito (Ecuador) op 11 augustus 2018.
2.2.
Vlucht KL1698 van Madrid naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Quito heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten.
2.3.
Flightright GmbH en Weiss Legal hebben namens de passagier compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat KLC vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Daartoe voert KLC primair aan dat de passagier de verkeerde partij heeft gedagvaard en dat derhalve geen recht op compensatie op grond van de Verordening bestaat. Hierbij heeft KLC, onder meer, aangevoerd dat de passagier via de Spaanse supermarkt El Corte Ingles een vervoersovereenkomst heeft gesloten met de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM). KLM zou ook de onderhavige vlucht uitvoeren, hetgeen volgt uit de code ‘EUR’, aldus KLC. Voorts stelt KLC dat als de vlucht door KLC zou worden uitgevoerd, dat er dan KLC had gestaan. Subsidiair stelt KLC zich op het standpunt dat op grond van artikel 5 lid 1 sub c onder iii van de Verordening geen recht op compensatie bestaat.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In geschil is of de passagier de juiste partij heeft gedagvaard. KLC heeft aangevoerd dat de passagier blijkens de overgelegde boekingsbescheiden met KLM een vervoersovereenkomst heeft gesloten en dat de vlucht in kwestie zou worden uitgevoerd door KLM. In dit verband verwijst KLC tevens naar het
DailyReport (productie 1 bij conclusie van antwoord) waaruit eveneens het voorgaande blijkt. Als de vlucht door KLC zou worden uitgevoerd, dan had hier KLC gestaan, aldus KLC. Voorts heeft KLC aangevoerd dat KLM en KLC twee separate rechtspersonen zijn met verschillende vestigingsplaatsen. Het zijn twee separate luchtvaartmaatschappijen, met ieder een eigen Air Operating Certificate, eigen vloot en eigen bemanning, aldus KLC. De passagier betwist het gestelde van KLC niet, maar stelt dat KLC een dochtermaatschappij is van KLM en dat er materieel geen verschil bestaat tussen KLM en KLC. De passagier stelt zich bovendien op het standpunt dat vereenzelviging van KLC en KLM gerechtvaardigd is.
5.3.
Vast staat dat KLC en KLM twee separate rechtspersonen (lees: twee separate luchtvaartmaatschappijen) zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter had de passagier dan ook KLM moeten dagvaarden, omdat de passagier, via de Spaanse supermarkt El Corte Ingles, met deze rechtspersoon de vervoersovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan de passagier nu aanspraak meent te kunnen maken op compensatie en ook deze rechtspersoon de luchtvaartmaatschappij is die de onderhavige vlucht zou uitvoeren. De stelling van de passagier dat KLC een dochtermaatschappij is van KLM, doet aan het voorgaande niet aan af. Dat KLM en KLC in concernverband met elkaar verbonden zijn, is op zichzelf niet voldoende om te kunnen concluderen dat de passagier ook jegens KLC een vordering tot compensatie zou kunnen indienen. Bovendien wordt de passagier bijgestaan door een professionele gemachtigde van wie verwacht kan worden dat hij de registers van de Kamer van Koophandel raadpleegt, opdat de juiste rechtspersoon wordt gedagvaard. Daar komt bij dat Fligtright buiten rechte KLM heeft aangesproken.
5.4.
De passagier stelt zich verder op het standpunt dat vereenzelviging van KLC en KLM gerechtvaardigd is, omdat er materieel geen verschil tussen KLC en KLM bestaat. Een afwijzing schaadt de belangen van de passagier disproportioneel, aldus de passagier. Het voorgenoemde wordt echter onvoldoende door de passagier onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. De passagier zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De overige verweren van KLC behoeven geen bespreking meer.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLC worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter