ECLI:NL:RBNHO:2022:2837

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9229125 \ CV FORM 21-3398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek luchtvaartmaatschappij na annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH (verzoekende partij) en Ryanair DAC (verwerende partij) over compensatie na een annulering van een vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dublin op 28 mei 2019, die door de vervoerder werd geannuleerd. AirHelp verzocht compensatie van € 500,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt.

De vervoerder betwistte de annulering en stelde dat de vlucht vertraagd was uitgevoerd vanwege een landelijke staking in het openbaar vervoer. De kantonrechter oordeelde dat de vlucht als geannuleerd moest worden aangemerkt, omdat deze vanaf een andere luchthaven werd uitgevoerd, wat een wijziging van de vlucht betekende. De vervoerder voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de rechter concludeerde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen.

Uiteindelijk wees de kantonrechter het verzoek van AirHelp tot compensatie af, omdat de vervoerder had aangetoond dat hij de vlucht had uitgevoerd vanaf Eindhoven Airport en de passagiers op dezelfde dag op hun bestemming waren aangekomen. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die in het ongelijk werd gesteld. De beslissing van de kantonrechter is definitief, er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9229125 \ CV FORM 21-3398
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
verzoekende partij
verder te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
statutair gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. G.C. Den Hertog

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 19 mei 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 14 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dublin Airport (Ierland) op 28 mei 2019.
2.2.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan AirHelp Limited. AirHelp Limited heeft vervolgens de vordering gecedeerd aan AirHelp GmbH.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
AirHelp verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
AirHelp baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00..
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is ten eerste in het geschil of de vlucht naar Dublin Airport op 28 mei 2019 geannuleerd is of vertraagd is uitgevoerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat als gevolg van de landelijke staking in het openbaar vervoer op 28 mei 2019 besloten is om de vlucht naar Dublin Airport uit te voeren vanaf een andere luchthaven, te weten Eindhoven Airport. De vlucht is met een vertrekvertraging van drie uur uitgevoerd, aldus de vervoerder. AirHelp betwist het voorgaande en stelt zich op het standpunt dat de vlucht is geannuleerd.
4.3.
Volgens het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-395/20) moeten de artikel 2 onder I en artikel 5 lid 1 van de Verordening aldus worden uitgelegd dat een vlucht niet wordt geacht te zijn geannuleerd in de zin van voornoemde bepalingen wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de vertrektijd van deze vlucht met minder dan drie uur uitstelt, zonder de vlucht anderszins te wijzigen. In onderhavig geval heeft de vervoerder besloten, wegens de landelijke staking in het openbaar vervoer op 28 mei 2019, de vlucht uit te voeren vanaf een andere luchthaven, Eindhoven Airport, met behoud van hetzelfde vluchtnummer (vlucht FR3101). Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op voorgenoemd arrest, in onderhavig geval sprake van een annulering in de zin van artikel 2 onder I en artikel 5 lid 1 van de Verordening nu de vlucht anderszins is gewijzigd. De vlucht is immers uitgevoerd vanaf een andere vertrekluchthaven, te weten Eindhoven Airport. Deze situatie is gelijk te stellen aan een schemawijzing. Gelet op voornoemde arrest dient de vlucht dan ook, nu niet in geschil is dat de vertraging op de eindbestemming drie uur is, als geannuleerd in de zin van de Verordening te worden aangemerkt.
4.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, hebben de passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie. De vervoerder die de vlucht uitvoert is echter niet verplicht om compensatie te betalen als hij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Bij de beoordeling hiervan heeft als uitgangspunt te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief dient te worden uitgelegd. In dat licht dient het standpunt van de vervoerder te worden bezien.
4.5.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op 28 mei 2019 staakte het openbaar vervoer. Als gevolg hiervan zouden (en zijn) grote problemen ontstaan op en rondom de luchthaven te Schiphol voor inkomende en vertrekkende vluchten, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt de vervoerder diverse nieuwsberichten waaruit het voornoemde blijkt (productie 1 bij het verweerschrift). Volgens de vervoerder is in overleg daarom besloten om de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dublin Airport vanaf een andere luchthaven uit te voeren. Hierbij verwijst de vervoerder naar een e-mail van de afdeling ‘
Operations’waaruit onder meer het volgende blijkt (productie 2 bij het verweerschrift): “
This expected strike action forced operations to pre-plan how to avoid major disruption to passengers and avoid cancellations of flights. For this reason, all flights departing AMS were re-arranged and operated top and from EIN to try and operate as scheduled as much as possible”. De kantonrechter overweegt dat het in eerste instantie aan de vervoerder is om aan te tonen dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. In onderhavige geval had de vervoerder een keuze, maar heeft hij er voor gekozen - gezien de uitzonderlijke omstandigheden - om de vlucht te annuleren en de vlucht vanaf Eindhoven Airport uit te voeren. De vervoerder heeft summier, maar voldoende aangetoond dat hij hierbij een gedegen afweging heeft gemaakt om te voorkomen dat het alsnog uitvoeren van vluchten vanaf Schiphol tot ernstige verstoringen zouden hebben geleid. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de landelijke staking in het openbaar vervoer op 28 mei 2019 dan ook, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. Het betreft hier immers een omstandigheid waar de vervoerder geen invloed op kan uitoefenen.
4.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. De vervoerder heeft besloten om de vlucht naar Dublin Airport vanaf Eindhoven Airport uit te voeren. Met deze vlucht zijn de passagiers nog op dezelfde dag aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. AirHelp heeft in dit verband ook niets gesteld. Het verzoek van AirHelp tot betaling van compensatie wegens annulering van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.2.
wijst het verzochte af;
5.4.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open