ECLI:NL:RBNHO:2022:2838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8829082 \ CV EXPL 20-8742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Air Canada, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De zaak betreft een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Toronto, die op 21 september 2018 werd geannuleerd vanwege hevige onweersbuien en de daaropvolgende beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding in Toronto. Flightright vorderde een bedrag van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals beschreven in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen getroffen om de annulering te voorkomen, waaronder het omboeken van passagiers naar alternatieve vluchten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Flightright moet worden afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de annulering onder de gegeven omstandigheden. De proceskosten zijn toegewezen aan Flightright, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8829082 \ CV EXPL 20-8742
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Canada
statutair gevestigd te Montreal (Canada), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 21 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Toronto Pearson Int. (Canada) naar New York (Verenigde Staten van Amerika) op 21 september 2018.
2.2.
De passagiers hebben hun vordering aan Flightright gecedeerd.
2.3.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flighright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00, aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Daartoe heeft de vervoerder aangevoerd dat vlucht AC 825 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Toronto een geringe vertraging heeft opgelopen ten gevolge van harde wind te Amsterdam. Passagiers konden, gelet op de geringe vertraging, hun aansluitende vlucht halen. De aansluitende vlucht van Toronto naar New York (vlucht AC 716) is echter geannuleerd doordat de luchtverkeersleiding aan het toestel verschillende (capaciteits)beperkingen, “Ground Delay Programs en “Grounds Stops”, heeft opgelegd. Op 21 september 2018 was namelijk sprake van slechte weersomstandigheden te Toronto, te weten hevige onweer, aldus de vervoerder. Als gevolg hiervan was de vervoerder genoodzaakt deze vlucht te annuleren. De vervoerder doet dan ook een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van Flightright opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. Flightright is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Flightright stelt in zijn dagvaarding dat de vlucht Amsterdam-Schiphol Airport naar Toronto vertraagd is uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht van Toronto naar New York hebben gemist. Hierdoor meent Flightright dat de passagiers recht hebben op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. De vervoerder heeft het voorgaande gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat in onderhavig geval vlucht AC 716 (hierna: de vlucht) centraal staat. Weliswaar is vlucht AC 825 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Toronto vertraagd uitgevoerd, maar dit heeft er niet toe geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht, de vlucht in kwestie, hebben gemist, aldus de vervoerder. De vlucht van Toronto naar New York is immers geannuleerd doordat de luchtverkeersleiding verschillende beperkingen aan het toestel heeft opgelegd. Flightright heeft dit niet betwist. De kantonrechter gaat dan ook bij de beoordeling of de vervoerder compensatie verschuldigd is in de zin van de Verordening uit van een annulering.
5.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, hebben de passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.5.
In overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening is vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.6.
De vervoerder heeft aangevoerd dat Toronto op 21 september 2018 geteisterd werd door hevige onweersbuien waardoor de luchtverkeersleiding te Toronto verschillende beperkingen aan de vlucht heeft opgelegd, bestaande uit “Ground Delay Programs” en “Grounds Stops”. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder, onder meer, een nieuwsartikel overgelegd waaruit de extreme weersomstandigheden blijken en het annuleringsrapport van de vlucht, alsmede de door de luchtverkeersleiding te Toronto uitgevaardigde capaciteitsbeperkingen (productie 2, 4 en 5 bij conclusie van antwoord). Over de door de luchtverkeersleiding uitgevaardigde berichten heeft de vervoerder het volgende aangegeven. Reeds voor het vertrek van de vlucht in kwestie werd een “Ground Stop Program” afgekondigd wegens onweer. Om 12:56 uur (lokale tijd) werd deze “Ground Stop” afgekondigd en dit duurde tot 23:59 uur (lokale tijd), aldus de vervoerder. Tussen 12:56 uur – 23:59 uur (lokale tijd) mochten als gevolg van deze maatregel geen vluchten vertrekken. Om 17:12 uur (lokale tijd) werd de “Ground Stop” ingekort tot 19:00 uur (lokale tijd). Vervolgens heeft de luchtverkeersleiding aan verschillende vluchten, waaronder onderhavige vlucht, om 19:40 uur (lokale tijd) een “Ground Delay Program” opgelegd. Gedurende een bepaalde periode dienden vliegtuigen voor een bepaalde tijd te wachten alvorens zij konden vertrekken, zodat de luchtverkeersleiding de capaciteit op de luchthaven kon beheren. De “Ground Delay Program” bleef tot 23:59 uur (lokale tijd) van kracht, aldus de vervoerder. Op dat ogenblik waren vertragingen voorzien van 1540 minuten (25 uur en 40 minuten), aldus nog steeds de vervoerder. Gezien de aanhoudende, opeenvolgende en onvoorspelbare restricties die werden uitgevoerd, alsmede het uitblijven van toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen en de restricties voor nachtvluchten te Toronto zag de vervoerder zich genoodzaakt om de vlucht te annuleren, aldus de vervoerder. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding te Toronto diverse beperkingen aan de vlucht heeft opgelegd wegens de slechte weersomstandigheden. De vraag die vervolgens voorligt is of deze beperkingen kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de weersomstandigheden dusdanig waren dat deze de uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding namelijk besloten tot een “ground stop”, zodat er tijdelijk geen dan wel beperkt vliegverkeer mogelijk was. Flightright heeft gesteld dat er wel vliegverkeer mogelijk was. De vervoerder heeft hiertegenover echter aangevoerd dat een “ground stop” inhoudt dat er slechts beperkt vliegverkeer mogelijk was en dat de luchtverkeersleiding heeft bepaald welke vluchten wel mochten vertrekken. De vervoerder moet zich hiernaar schikken. De vervoerder dient de maatregelen van de luchtverkeersleiding op te volgen en dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Bovendien heeft de vervoerder voldoende toegelicht dat hij in onderhavig geval geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De besluiten van de luchtverkeersleiding wegens slechte weersomstandigheden kunnen dan ook gekwalificeerd worden als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief, hetgeen niet door Flightright wordt betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering tot compensatie wegens annulering van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter