In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Air Canada, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De zaak betreft een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Toronto, die op 21 september 2018 werd geannuleerd vanwege hevige onweersbuien en de daaropvolgende beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding in Toronto. Flightright vorderde een bedrag van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals beschreven in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen getroffen om de annulering te voorkomen, waaronder het omboeken van passagiers naar alternatieve vluchten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Flightright moet worden afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de annulering onder de gegeven omstandigheden. De proceskosten zijn toegewezen aan Flightright, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.