ECLI:NL:RBNHO:2022:2850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
8760893 \ CV EXPL 20-7887
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vertraging van de vlucht LH999 van Amsterdam naar Frankfurt op 27 augustus 2018 leidde ertoe dat de passagier zijn aansluitende vlucht naar Katowice miste, wat resulteerde in een aankomst van 14 uur later dan gepland. Flightright vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ATC-slotrestricties. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van Flightright af en veroordeelde Flightright tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om compensatie te vermijden. De rechter bevestigde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, aangezien deze niet te vermijden was, zelfs niet met alle redelijke maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8760893 \ CV EXPL 20-7887
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma (de Groot Douma Vosmeijer & Frantzen advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 27 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Katowice (Polen) op 27 augustus 2018.
2.2.
Vlucht LH999 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier zijn aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en is hierdoor 14 uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op zijn eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van 14 uur is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Katowice, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (vluchten LH998 en LH999). Beide vluchten hebben vertraging opgelopen als gevolg van, onder meer, ATC-slotrestricties. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van vluchten LH998 en LH999 en naar de “slot history” van voorgenoemde vluchten, alsmede naar het dagrapport van vlucht LH998. Uit dit dagrapport volgt dat vlucht LH998 een vertrekvertraging van 96 minuten had in verband met (radio) frequentie-problemen bij de verkeerstoren te Amsterdam. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat vlucht LH998 van Frankfurt naar Amsterdam om 15:20 uur UTC gepland stond om te vertrekken. Om 13:49 uur UTC, 91 minuten voor vertrek, heeft de luchtverkeersleiding echter de slot van 15:20 uur UTC ingetrokken. Door de luchtverkeersleiding werd vervolgens een nieuw slot van 15:33 uur UTC aan het toestel toegekend, aldus de vervoerder. Hierna, zo volgt ook uit de slotberichten van vlucht LH998, heeft het toestel meerdere (gewijzigde) slottijden opgelegd gekregen wegens vertragingscode 83. Als gevolg van vertragingscode 83 is de vlucht met een vertrekvertraging van 82 minuten uitgevoerd.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de nieuwe slot wegens code 83 aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de slot heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Naast vertragingscode 83 wordt in het vluchtrapport de vertragingscodes 93, 05 en 85 genoemd. Ten aanzien van de vertragingscodes 93 en 05 doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden. Deze vertragingscodes hebben samen voor, een verwaarloosbare, vertrekvertraging van drie minuten geleid, aldus de vervoerder. Vertragingscode 85 heeft voor een vertrekvertraging van 11 minuten geleid. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat code 85 staat voor het uitladen van ruimbagage van een passagier die, toch, niet aan boord is. De kantonrechter is van oordeel, anders dan Flightright stelt, dat het ontbreken van een passagier, wat ertoe leidt dat de in het ruim geladen bagage uit het vliegtuig verwijderd moet worden, een onverwachts vliegveiligheidsprobleem oplevert. Het betreft geen gebeurtenis die inherent is aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaarmaatschappij, zodat het verwijderen van bagage een buitengewone omstandigheid oplevert. Resumerend is de vertrekvertraging van de vlucht, wegens vertragingscode 83 en 85, voor de duur van 93 minuten dan ook ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht LH998 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De onderhavige vlucht is immers onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt. Bovendien zijn de vluchten met hetzelfde toestel en dezelfde bemanning uitgevoerd, hetgeen niet door Flightright wordt betwist. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH998 werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de onderhavige vlucht 54 minuten. De vervoerder heeft aangevoerd dat de rotatie in Amsterdam van vlucht LH998 naar LH999 30 minuten sneller is uitgevoerd dan gepland. Hiermee staat vast dat een deel van de vertrekvertraging van de voorafgaande vlucht is ingehaald. In deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 54 minuten aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport vertragingscode 89 genoemd (door de plaatselijke luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen), waardoor de vlucht met een vertrekvertraging van vier minuten is uitgevoerd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat (een lange) taxitijd een buitengewone omstandigheid vormt. Dit wordt door Flightright niet betwist. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat vertragingscode 89 een buitengewone omstandigheid oplevert. Een vertrekvertraging voor de duur van 58 minuten wegens vertragingscodes 93 en 89 is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van 65 minuten was ingepland. De minimale overstaptijd te Frankfurt bedraagt 45 minuten. Daarboven heeft de vervoerder een buffer van 20 minuten ingebouwd. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten noodzakelijk om eventuele vertragingen op te vangen, hetgeen door de vervoerder in acht is genomen. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht. Flightright heeft dit niet betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering van Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter