In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen SWISS International Air Lines wegens compensatie voor vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Hong Kong op 14 juni 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 600,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat deze na de wettelijke vervaldatum was ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering inderdaad na de vervaldatum is ingediend, aangezien de termijn van twee jaar, zoals bepaald in artikel 8:1835 BW, op 15 juni 2018 begon te lopen. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat de dagvaarding pas op 9 september 2020 was uitgebracht, na het verstrijken van de termijn. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, vastgesteld op € 248,00, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.