In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright, gevestigd te Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Egyptair Nederland, gevestigd te Caïro, Egypte, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 8 mei 2020, naar aanleiding van een vlucht van Amsterdam naar Riyadh via Caïro op 8 mei 2018, waarbij de passagier met 13 uur en 40 minuten vertraging op zijn eindbestemming aankwam. Flightright heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen van vluchten.
De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat Flightright niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat zij een niet-bestaande vennootschap zou hebben gedagvaard. Daarnaast stelde de vervoerder dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de dagvaarding correct was betekend.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.