ECLI:NL:RBNHO:2022:2943

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8595550
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. H. Yildiz
  • mr. J.F.E. Mackay-Beins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright, gevestigd te Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Egyptair Nederland, gevestigd te Caïro, Egypte, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 8 mei 2020, naar aanleiding van een vlucht van Amsterdam naar Riyadh via Caïro op 8 mei 2018, waarbij de passagier met 13 uur en 40 minuten vertraging op zijn eindbestemming aankwam. Flightright heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen van vluchten.

De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat Flightright niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat zij een niet-bestaande vennootschap zou hebben gedagvaard. Daarnaast stelde de vervoerder dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de dagvaarding correct was betekend.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8595550 \ CV EXPL 20-5355
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, Egyptair Nederland
gevestigd te Caïro (Egypte), mede kantoorhoudende te Schiphol
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.F.E. Mackay-Beins

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 8 mei 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Caïro Airport (Egypte) naar Riyadh Airport (Saudi-Arabië) op 8 mei 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht MS649 (van Caïro naar Riyadh) is uitgeweken naar King Fahd International Airport. Om 13:28 uur de volgende dag kon vlucht MS649 haar weg naar Riyadh vervolgen. De passagier is met 13 uur en 40 minuten vertraging op zijn eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe primair aan dat Flightright niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. Flightright heeft namelijk een niet bestaande vennootschap gedagvaard. De vennootschap naar buitenlands recht ‘EgyptAir Nederland’ bestaat niet. Evenmin is het een handelsnaam van de vervoerder. Voorts voert de vervoerder aan dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Er was sprake van zeer slechte weersomstandigheden op en rondom Riyadh Airport. De luchtverkeersleiding heeft daarom besloten dat vlucht MS649 moest uitwijken naar King Fahd International Airport. De vervoerder is verplicht gevolg te geven aan dergelijke door de luchtverkeersleiding opgelegde instructies. Bij aankomst op King Fahd Airport zijn alle passagiers opgevangen en is er een hotelaccommodatie voor hen geregeld. De volgende dag heeft het toestel moeten wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om te vertrekken. De “Calculated Take-Off Time” ( CTOT) is meermaals gewijzigd. Ook hier kon de vervoerder geen invloed op uitoefenen. Deze omstandigheden zijn niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening van de vervoerder. Voorts voert de vervoerder aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van de buitengewone omstandigheden voor de passagier zo beperkt mogelijk te houden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert aan dat Flightright niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat zij een niet bestaande vennootschap heeft gedagvaard. De vervoerder handelt onder de naam ‘EgyptAir’ en niet onder de naam ‘EgyptAir Nederland’. Flightright stelt dat de vervoerder niet in zijn procesbelang is geschaad. De dagvaarding is immers aan het kantooradres van de vervoerder betekend. Bovendien blijkt dat er geen twijfel heeft bestaan over de persoon van de gedaagde nu de vervoerder in rechte is verschenen. De kantonrechter volgt Flightright in haar stelling en is van oordeel dat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in zijn procesbelang is geschaad. De kantonrechter gaat dan ook aan het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder voorbij.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is van door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties als gevolg van slechte weersomstandigheden op en rondom Riyadh Airport. Uit het door de vervoerder overgelegde weerrapport blijkt dat de slechte weersomstandigheden waren gelegen in onregelmatige en harde windstoten. Dit heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat niet alle start- en landingsbanen konden worden gebruikt. Als gevolg daarvan heeft de luchtverkeersleiding capaciteitsreducties opgelegd
5.5.
Flightright stelt dat onvoldoende is gebleken dat aan de vervoerder concrete beperkingen zijn opgelegd. Ten aanzien van door de luchtverkeersleiding opgelegde capaciteitsreducties is het van belang dat de vervoerder uiteenzet welk besluit de luchtverkeersleiding in het concrete geval heeft genomen. De vervoerder voert aan dat uit het ‘Message control Program 2013’ (productie 3 bij de CvA) blijkt dat vlucht MS649 is vertraagd wegens slechte weersomstandigheden op Riyadh Airport (due bad wx at RUH) en dat het vliegtuig daardoor moest uitwijken naar King Fahd International Airport (div to DMM). De vervoerder verwijst daarnaast nog naar het vluchtrapport, het weerrapport en het delayrapport. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder genoegzaam en gestaafd door objectieve gegevens aangetoond dat op 8 mei 2018 sprake was van extreme weersomstandigheden op en rondom Riyadh Airport. Voldoende is gebleken dat de luchtverkeersleiding EgyptAir de opdracht heeft gegeven om wegens deze extreme weersomstandigheden uit te wijken naar King Fahd International Airport. Het uitwijken is, anders dan Flightright stelt, geen operationele keuze van de vervoerder geweest. De vervoerder is verplicht om door de luchtverkeersleiding opgelegde instructies op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Er is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook sprake van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de vertraging voor de passagier zo beperkt mogelijk te houden. Hij heeft het advies van de luchtverkeersleiding opgevolgd en is uitgeweken naar King Fahd International Airport. Meer kon er volgens de vervoerder onder deze omstandigheden niet van hem worden verlangd. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Flightright heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Flighright zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder; en veroordeelt Flightright tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr., kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter