In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen LOT – Polish Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Colombo naar Amsterdam, die op 22 november 2019 geannuleerd werd. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder erkende de verplichting tot compensatie, maar betwistte de vordering met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten en de ingangsdatum van de wettelijke rente. De kantonrechter oordeelde dat de passagier recht had op de gevorderde compensatie en de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd dat deze kosten waren gemaakt. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 2 maart 2022.