ECLI:NL:RBNHO:2022:2968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
8856378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers na uitwijking naar Münster

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Transavia vanwege vertraging van hun vlucht van Athene naar Amsterdam op 5 juni 2019. De vlucht is met 1,5 uur vertraging geland in Münster, Duitsland, waarna de passagiers met taxi naar Schiphol zijn vervoerd. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en capaciteitsproblemen van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De rechter oordeelt dat de vervoerder niet kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet voorkomen hadden kunnen worden. De kantonrechter wijst de vordering van de passagiers af, omdat de vervoerder voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagiers ongelijk hebben gekregen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder compensatie aan passagiers moet worden verleend. De rechter concludeert dat de gezagvoerder van de vlucht terecht heeft besloten om uit te wijken naar Münster om de veiligheid van de passagiers te waarborgen, en dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die de vervoerder niet kon beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8856378 \ CV EXPL 20-9313
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Verdex B.V.
procesgemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht, Transavia
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben, ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Eleftherios Venizelos International Airport Athene (Griekenland) naar Amsterdam Schiphol Airport op 5 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd en is uitgeweken naar Münster (Duitsland).
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert primair aan dat er geen sprake is van langdurige vertraging in de zin van de Verordening. De vlucht van Athene naar Amsterdam is met een korte vertraging van 1 uur en 30 minuten in Münster geland. De passagiers hebben nagelaten aan te tonen dat zij met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming, aldus de vervoerder. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is uitgeweken naar Münster (Duitsland). De vlucht is daar met 1 uur en 30 minuten vertraging geland. De passagiers zijn vervolgens per bus en/of taxi naar Amsterdam vervoerd. Gelet op de afstand tussen Münster en Amsterdam hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met meer dan 3 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De conclusie is dan ook dat het primaire verweer van de vervoerder faalt, zodat er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder bestaat. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Uit de overgelegde slotberichten blijkt dat de vlucht eerst te maken kreeg met door de luchtverkeersleiding gewijzigde slottijden veroorzaakt door capaciteitsproblemen, aangeduid met vertragingscode 81 (
ATC Capacity; ATFM due to ATC ENROUTE DEMAND/CAPACITY). Dit leverde een vertrekvertraging van 38 minuten op. De passagiers stellen dat de “
Air Traffic Management Restrictions” (gewijzigde slottijden) in het onderhavige geval dienen te worden beschouwd als aanwijzingen van de luchtverkeersleiding, welke gebruikelijk zijn in de luchtvaartsector en niet zelden tot vertragingen leiden. De passagiers stellen voorts dat gebrek aan capaciteit op de route, ofwel congestie, geen buitengewone omstandigheden kan opleveren. De voornoemde omstandigheden zijn volgens de passagiers dan ook inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder.
5.4.
De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een restrictie heeft opgelegd is niet relevant. Instructies van de luchtverkeersleiding kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat de omleiding van de vlucht in kwestie te wijten is aan een buitengewone omstandigheid, namelijk slechte weersomstandigheden. Onder verwijzing naar het “OCC Management Report”, een bericht van het KNMI en METAR-berichten heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat op 5 juni 2019 rond de aankomsttijd op Schiphol sprake was van onweersbuien, cumulonimbusbewolking en hevige regenbuien.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat de gezagvoerder bevoegd is om die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen. Het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken naar Münster, dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers (arrest van het Hof 4 mei 2017, Pešková en Peška C-315/15). De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vlucht, vanwege de weersomstandigheden en met het oog op de vliegveiligheid, niet veilig te Amsterdam heeft kunnen landen. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gezagvoerder niet in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing van de gezagvoerder is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen en door haar hadden kunnen worden voorkomen. De vlucht moest omwille de vliegveiligheid uitwijken naar Münster, vanuit waar de reis met alternatief vervoer diende te worden vervolgd. De passagiers hebben als gevolg hiervan meer dan drie uur vertraging opgelopen. De vertraging van de passagiers is daarmee het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan al het redelijkerwijs mogelijke te hebben gedaan om de ontstane vertraging zo beperkt mogelijk te houden. De vervoerder heeft de vlucht laten uitwijken naar Münster. Zonder de uitwijk zou de vertraging veel langer hebben geduurd. Het slechte weer heeft immers nog lange tijd voortgeduurd, te weten meer dan 3 uur na de geplande aankomsttijd op Amsterdam. Bovendien heeft de vervoerder ervoor gezorgd dat de passagiers via de weg verder vervoerd werden naar hun eindbestemming. Dit is door de passagiers niet betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.9.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter